Blad 4 De bestuursvorm voor de nieuwe scholengemeenschap. Bij de fusievoorstellen wordt voorgesteld om als bestuursvorm voor de nieuwe scholengemeenschap te kiezen voor de stichtingsvorm. Door een wetswijziging is het met ingang van 1 februari 1996 mogelijk geworden om naast de al bestaande bestuursvormen voor het openbaar onderwijs (integraal bestuur door B&W, bestuurscommissie ex art. 82 Gemeentewet en gemeenschappelijke regeling) te kiezen voor hetzij een "openbare rechtspersoon"die bij verordening door de gemeenteraad in het leven wordt geroepen, hetzij een stichting. De gemeenteraad kan besluiten voor het bestuur van een of meer openbare scholen een stichting in het leven te roepen. Voor het voortgezet onderwijs zijn de bepalingen daarvoor vastgelegd in artikel 42b van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO)De belangrijkste bepalingen uit dat artikel zijn: de gemeenteraad kan besluiten tot het kiezen van de stichtingsvorm voor het bestuur van een of meer openbare scholen; de gemeenteraad maakt het voornemen tot zo'n besluit conform art. 3:42 van de Algemene Wet Bestuursrecht tijdig bekend via een huis-aan-huisblad; het statutaire doel van zo'n stichting is uitsluitend het geven van openbaar onderwijs overeenkomstig art. 42 WVO, waarin de doelstellingen en grondslag van het openbaar onderwijs zijn geformuleerd; het stichtingsbestuur oefent alle taken en bevoegdheden van het bevoegd gezag uit met uitzondering van het besluit tot opheffing van een openbare school; die bevoegdheid blijft bij de gemeenteraad; artikel 42b bevat een reeks van onderwerpen die in de statuten moeten worden geregeld, waarbij als uitgangspunt geldt dat een overheersende invloed van de overheid in het bestuur moet zijn verzekerd; de statuten en elke wijziging daarvan moeten worden goedgekeurd door de gemeenteraad; de statuten regelen de wijze waarop de gemeenteraad het toezicht uitoefent op het bestuur; de bestuursleden van de stichting worden benoemd door de gemeenteraad de ontwerp-begroting en -rekening van het bestuur moeten door de gemeenteraad worden goedgekeurd; het bestuur brengt jaarlijks een verslag uit aan de gemeenteraad en dat verslag moet bekend worden gemaakt; de bestuursvergaderingen zijn openbaar; de gemeenteraad kan bij ernstige taakverwaarlozing door het bestuur of functioneren in strijd met de wet zelf voorzien in het bestuur van de school. Blad 5 Uit al deze bepalingen blijkt wel dat de invloed van de raad op het schoolbestuur van het openbaar voortgezet onderwijs gegarandeerd blijft. In de praktijk zal er niet zoveel verschil zijn tussen de situatie met een art. 82- commissie en met een "openbare" stichting. Een belangrijk gevolg van de keuze voor de stichtingsvorm is dat het bestuur van het openbaar voortgezet onderwijs niet langer deel uitmaakt van de gemeentelijke organisatie, waar dat bij de bestuurscommissie ex art. 82 wel het geval is. Zo'n bestuurscommissie is een binnengemeentelijk orgaan dat rechtstreeks onder de raad ressorteert. Bij de stichting is dat niet het geval. De stichting is juridisch en vermogensrechtelijk een zelfstandige rechtspersoon waarop de bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek van toepassing zijn voor het rechtsverkeer. Door de wettelijke bepalingen en de statuten is de stichting echter wel nauw gelieerd aan de gemeente en behoudt de gemeente ook de nodige toezichthoudende bevoegdheden en verantwoordelijkheden voor de goede uitoefening door het stichtingsbestuur van zijn taken. Voor de voorgestelde inhoud van de statuten van de Stichting voor Openbaar Voortgezet Onderwijs verwijzen wij u naar de ter inzage gelegde stukken. Wij stellen u voor daarmee in te stemmen. Voor het in het leven roepen van een stichting als bestuur van een openbare school voor voortgezet onderwijs is op grond van art 42b WVO, artikel 155 van de Gemeentewet niet van toepassing. Dat betekent dat geen toestemming aan Gedeputeerde Staten behoeft te worden gevraagd. De vraag of de oprichting van een dergelijke stichting in het bijzonder het belang van de gemeente dient, is met opneming van art. 42b in de WVO al door de wetgever in positieve zin beantwoord Financiële en materiële gelijkstelling De keuze voor de stichtingsvorm heeft ook gevolgen m.b.t. de financiële en materiële gelijkstelling. Op grond van art. 96g e.v. WVO wordt een openbare school, die door een andere rechtspersoon dan de gemeente in stand wordt gehouden, in het kader van de fin. en mat. gelijkstelling beschouwd als een bijzondere school. Aan zo'n school mag alleen op grond van een gemeentelijke verordening inzake de fin. en mat. gelijkstelling geld worden gegeven buiten de rijksvergoeding om. Elke niet door de gemeente in stand gehouden school kan in gelijke situaties, zoals vastgelegd in de verordening, een beroep doen op gemeentelijke middelen. Een probleem dat zich in diverse gemeenten bij verzelfstandiging van het bestuur van openbare scholen in een aparte rechtspersoon voordoet, betreft de kosten van

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1998 | | pagina 235