2.2.11. Vastgoed Toen is ook gemeld dat op grond van technische uitgangspunten de gemiddeld benodigde investering per jaar was gestegen tot circa 14,5 miljoen gulden. De gemiddelde kwaliteit van de verhardingen is dalende en nadert op een aantal punten de kritische grens. Zoals afgesproken bij de begrotingsbehandeling in uw Raad in november 1997 zal in het voorjaar van 1998, naast de jaarlijkse technische inspectie, samen met raadsleden een kwaliteitsoordeel bepaald worden voor de straten. Daarna kan een meerjarig onderhoudsplan gemaakt worden Het beschikbare budget is in 1998 gegroeid met totaal 1,6 miljoen gulden, zo dat totaal f 5,7 miljoen aan de verhardingen kan worden besteed.. Met behulp van het geautomatiseerde beheersysteem zijn, op basis van de in specties die in de seizoenen 1994/1995 en 1996/1997 zijn uitgevoerd, de objec ten te bepalen die in de periode 1999 - 2000 onder handen moeten worden ge nomen (op basis van technische prioriteitstellingen). De prioriteitstelling wordt gewijzigd wanneer uit de jaarlijkse inspecties of uit de jaarlijkse onderlinge afstemming blijkt dat een aanpassing noodzakelijk is. Enkele belangrijke objecten die in 1999 zullen worden aangepakt zijn Groningerstraatweg tussen Bleeklaan en Vrijheidsplein Douwe Kalmaleane De Gealanden Grovestins Aldlansdyk van Drachtsterplein tot Greunsbrug In 1993 is het Baggerbeleidsplan Leeuwarden vastgesteld. In dat plan is de omvang van de problematiek beschreven, zijn prioriteiten gesteld en is op ba sis daarvan een meerjarenplanning opgesteld. Bij die meerjarenplanning zijn geen data gezet, omdat op dat moment onduidelijk was hoe de verwerking van de vrijkomende baggerspecie plaats zou moeten vinden. In grote mate was dat afhankelijk van nog vorm te geven nationaal en regionaal beleid. Er konden daardoor ook slechts zeer globale kostemndicaties worden gegeven. Hoe glo baal deze indicaties ook zijn, duidelijk is wel dat er tientallen miljoenen gul dens geïnvesteerd moeten worden om de problematiek volledig op te lossen. Het verschenen baggerbeleidsplan behelsde de le fase in de aanpak van de baggerproblematiek. De uitvoering van de bij het verschijnen van het bagger beleidsplan aangekondigde 2e fase, waarin met name concrete oplossingen van de baggerproblematiek zouden worden ontwikkeld, moet nog steeds plaats vinden. De reden is onder meer dat het tot dusverre ontwikkelde nationale en regionale beleid nog steeds niet heeft geleid tot het beschikbaar komen van de pot- en of verwerkingscapaciteit. Verder zal het Rijk en het met de waterkwali- teitenzorg belaste waterschap Friesland en de vaarwaterbeheerder gezamenlijk meer geld voor dat doel moeten vrijmaken wil deze problematiek opgelost kunnen worden. In dit verband kan gemeld worden dat de VNG momenteel inventariseert welke kosten gemeenten voor het baggeren moeten maken. Deze gegevens zullen bekend gemaakt worden bij de kabinetsformateur. Wel is er het afgelopen jaar, m.n. provinciaal, een ontwikkeling te signaleren. De provincie heeft gekozen voor een beperkt aantal depots verspreid over Fryslan en zo dicht mogelijk bij de brongebieden. Ze stimuleert daarbij initia tieven van marktpartijen (producenten en verwerkers) om dergelijke depots te stichten Bij de depots is vaak ook in remigingsactiviteiten voorzien. De pro 14 Pcrspectiefnoia 1999-2002 vincie wil actief de marktpartijen bij elkaar brengen. In dat kader heeft het college van Gedeputeerde Staten onze medewerking gevraagd voor een loca tie-onderzoek op gemeentelijk grondgied. Wij hebben ingestemd met een der gelijk onderzoek. In hoeverre e.e.a. haalbaar zal zijn, moet de komende tijd gaan blijken. Voor het gemeentelijk vastgoed loopt een onderzoekstraject naar de noodzaak van het in gemeentelijk bezit hebben en houden van de verschillende objecten. Uitgangspunt hierbij is dat het aantal objecten dat de gemeente zelf in eigen dom houdt zo klein mogelijk is. Enkele strategische aankopen daargelaten zullen slechts panden in eigendom blijven die noodzakelijk zijn. Als dit niet het geval is zal tot afstoting (verkoop) van het object moeten worden overge gaan. Daarbij zal dan de vraag beantwoord moeten worden op welke wijze de inkomsten hiervan ingezet gaan worden. Daarnaast wordt onderzocht of het noodzakelijk is het beheer van de verschil lende objecten zelf te blijven doen, of dat het mogelijk is dit beheer uit te be steden aan een derde (marktpartij). Het genoemde onderzoek zal nog dit jaar afgerond worden. 2.3. Nieuwe beleidsperiode In het bestuursprogramma 1999-2002 liggen de politieke doelen voor de ko mende jaren vast. Voor een deel gaat het om tenminste de richting, die overi gens aansluit bij het lopende beleid, voor een ander deel zijn zij op twee ma nieren hard vastgelegd: 1de 10 punten uit het voorwoord van het bestuursprogramma waarop wij in deze periode afgerekend kunnen worden mits de omstandigheden niet wij zigen 2. dat deel van de politieke keuzen die tijdens de onderhandelingen over de vorming van ons college vertaald zijn in concrete financiële gegevens, met inachtneming van de daarbij geldende politieke randvoorwaarden: Omschrijving 1998 1999 2000 2001 2002 Extra middelen voor de minima -750 Uitvoeren Cultuurnota -704 -115 30 120 Bezuiniging NME 0 Niet doorberekenen inflatiecorrectie OZB -1 000 -1 000 -1 000 -r ooo Extra scholingsbudget personeel -500 TOTAAL -704 -2.365 -970 -880 -1.000 Tabel 1 Kenmerkend van het bestuursprogramma is het grotere accent dat het welzijn van en de aandacht voor de burgers heeft gekregen. Een politieke keuze die ook terug te vinden is in de landelijke politiek Binnen de in het bestuurspro- 15 Pcrspectie/hota 1999-2002

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1998 | | pagina 270