len moeten worden getroffen om die processen te verbeteren, waardoor de ef-
fiency toeneemt.
Verder kan uit een combinatie van informatie uit alle processen de organisatie
beter worden bestuurd door vergelijking van de uitkomsten met de geplande
doelstellingen en het tijdig inspelen op toekomstige ontwikkelingen. Een goede
AO is een onmisbaar middel om te kunnen sturen en te beheersen.
Een goed ingevoerde AO is ook een van de voorwaarden voor het uitvoeren
van de interne controle (IC). Als de organisatie "transparanter" (inzichtelijker)
wordt, kan via de AO de scheiding van functies beter worden vastgelegd en
nagekomen. AO/IC behelst namelijk met alleen de vastlegging ervan, maar een
belangrijk aspect is ook de naleving ervan door de organisatie. Via periodieke
"audits" wordt nagegaan of de afgesproken en vastgelegde procedures en
werkprocessen worden nageleefd.
Heel concrete problemen die in de komende periode onontkoombaar op de or
ganisatie en de bedrijfsvoering afkomen zijn de invoering van de euro en de
aanpassingen die nooodzakelijk zijn bij de overgang naar een nieuw millenni
um. De voorbereidende werkzaamheden om deze problematiek aan te kunnen
pakken zijn gestart in het najaar 1997.
3.2. Personeel
Mede als gevolg van ombuigings- en efficiency-opraties is in de afgelopen ja
ren het aantal personeelsleden afgenomen. Zo gaf de gemeentelijke organisatie
begin 1995 aan 957 mensen (854,43 fte) werk; op 1 september 1996 bedroeg
dat aantal nog 915 (826,18 fte).
Tussen 1 september 1996 en 1 september 1997 bedroeg het saldo van de per-
soneelsgroei 35 personen. Dit lijkt een tendens in de omgekeerde beweging.
Maar dit saldo is tot stand gekomen door de volgende ontwikkelingen:
herbezetting als gevolg van de 36-unge werkweek
start van de kringloopwinkel (8 mensen)
de formatie die tijdens het vooronderzoek naar de verzelfstandiging van
RTO bezet werd door uitzendkrachten, is omgezet in het vast in dienst ne
men van reinigingsmedewerkers (7 mensen)
groei van het aantal buurtonderhoudsploegen (8 mensen)
De in 1995 ingezette dalende tendens zal zich de komende jaren voortzetten.
Die daling van het aantal personeelsleden heeft te maken met de veranderende
rol van de overheid Een veranderende rol die door ons noodzakelijk geacht
wordt. Wij hoeven, willen en kunnen niet alles meer zelt uitvoeren. Als v oor
beelden noemen wij daarvan de activiteiten met betrekking tot RTO. Sport.
DSW. Stichting Werkwijzer. Princessehof. Daarover zult u nog voorstellen
ontvangen.
Een veranderende rol die mede beïnvloed zal worden door de wet op de eco
nomische mededinging. De overheid zal daarom meer initiator, regisseur en
dienstverlener worden dan uitvoerder Om deze verandering structureel goed te
18
Perspectief nota 1999-2002
laten verlopen kiezen wij voor een projectaanpak waaraan wij directe sturing
zullen geven.
Aan onze voornemens op het terrein van mobiliteit, flexibele inzetbaarheid en
benoeming in algemene dienst van ambtenaren wordt op dit moment gewerkt
bij het ontwikkelen van een mobiliteitscentrum. Voor dit centrum vindt u een
voorstel voor nieuw beleid.
De gemeentelijke organisatie heeft te maken met een relatief groot aantal bo
ventalligen en wachtgelders. Voor betrokkenen heeft dit sociale en financiële
gevolgen, voor de organisatie betekent dit 'kosten zonder produktie'. In het
kader van het mobiliteitsbeleid zoeken wij naar mogelijkheden of en op welke
wijze aan dit onderdeel van het personeelsbeleid adequaat aandacht besteed
kan worden. Met her-, bij- en omscholing kan tenminste een deel van deze
menskracht ingezet worden op plaatsen waar stmctureel of tijdelijk uitbreding
van personeel nodig is. Zowel in dit kader als in het licht van de veranderende
rol van de overheid wordt een projectleiderspool gevormd en projectleiders ge
schoold.
Het centraal akkoord dat met de werknemers afgesloten is over de ADV/FIex
heeft tot behoorlijke gevolgen geleid met betrekking tot de financiën en be
drijfsvoering. Volgens afspraak zullen de effecten van de ADV/Flex-
afspraken in 1998 geevalueerd worden.
3.3. Gemeentelijke financiën
3.3.1. algemeen
In verband met de klachten van gemeenten over hun steeds moeilijker worden
de financiële positie is er door het Rijk en de VNG besloten tot een gezamen
lijk onderzoek naar de ontwikkeling van de financiële positie van gemeenten
gedurende de laatste tien jaar.
Dit onderzoek over de periode 1985 - 1996 leidde tot de volgende conclusies:
De reële groei van het gemeentefonds lag vrijwel op het nulpunt. Uitge
drukt per inwoner was er zelfs sprake van een daling.
De doeluitkeringen aan de gemeenten zijn aanzienlijk gedaald.
De gemeenten hebben, met name op het terrein van milieu, sociale voor
zieningen en maatschappelijke dienstverlening en volksgezondheid meer
uitgegeven.
Dekking voor daling van de doeluitkeringen en de gestegen uitgaven is ge
vonden door belastingverhoging en bezuiniging op de uitgaven voor sport,
cultuur en de fysieke infrastructuur.
Wanneer we deze landelijke uitkomsten vergelijken met de eigen gemeentelij
ke ontwikkeling, dan zijn globaal de zelfde tendensen te constateren.
Het onderzoeksrapport geeft ook een zeer globale toekomstverkenning. Ge
constateerd wordt dat op basis van de landelijke verkiezingsprogramma's er
met verwacht mag worden dat de rijksuitgaven sterk zullen stijgen. Daarmee
blijft ook het gemeentefonds onder druk staan Tegelijk groeit wel de bevol-
19
Pcrspcaiefnota 1999-2002