3.3.2. Gestelde beleidsdoelen 3.3.3. Vermogenspositie 3.3.4. Financiële startpositie king en het aantal woningen. Ook de verkeersintensiteit neemt nog steeds sterk toe. Deze ontwikkelingen dreigen gemeentelijke uitgaven op te stuwen, terwijl het gemeentefonds met groeit. Tegelijk blijft de rijksoverheid in de infrastructuur investeren. Investeringen in de rijks infrastructuur hebben echter geen effect als de gemeentelijke infrastructuur daar met op aansluit. Er wordt in het rapport dan ook gevreesd dat er in de komende periode door gemeenten aanzienlijke investeringen moeten worden gedaan in het onderhoud van de fysieke infrastructuur zonder dat daarvoor de middelen beschikbaar zijn. Overigens blijkt uit landelijk onderzoek dat Leeuwarden ten opzichte van vergelijkbare gemeenten meer geld per inwoner besteedt aan wegen, straten en pleinen (landelijk 197,- en Leeuwarden 216,- per inwoner). Ook hier blijkt dat zaken relatief zijn. Maar dat laat onverlet de politieke prioriteit. Bij de kabinetsformateur zal deze problematiek door de VNG uitdrukkelijk worden aangekaart en zal worden beargumenteerd dat gemeenten hiervoor ex tra rijksmiddelen nodig hebben. Als één van de weinige gemeentebesturen hebben wij inmiddels de onder- houdsproblematiek technisch in beeld gebracht. Alleen op eigen kracht zal ook onze gemeente deze problematiek niet volledig kunnen oplossen. Aanvullende njkssteun is onontbeerlijk. De opdracht m het bestuursprogramma is kort en bondig geformuleerd, n.l. 'het nastreven van een gezonde financiële huishouding'. Onder gezonde financiële huishouding wordt verstaan het vergroten en instandhouden van de financiële soliditeit van de gemeente. In deze context moet onder soliditeit worden ver staan 'het vermogen van de gemeente om haar activiteiten ook onder minder gunstige omstandigheden te continueren. Daartoe is bij de perspectiefnota 1998-2002 afgesproken om: 1de budgetaire discipline te bevorderen 2. het aantal afwegingsmomenten te beperken tot twee maal per jaar (perspectiefnota en begroting) 3. onderscheid aan te brengen tussen structurele en incidentele inkomsten en uitgaven 4. 9,5 miljoen ombuigingem te realiseren; een deel daarvan is ingevuld bij het vaststellen van de begroting 1998 en het restant (circa 6 miljoen) wordt u voorgelegd in deze perspectiefnota. Uit het in deze nota opgenomen meerjarenperspectief blijkt dat als gevolg van de afgesproken acties de financiële positie van de gemeente zich gunstig zal ontwikkelen. Om de begrotingen van 1998 tot en met 2002 sluitend te krijgen hoeft er geen beroep gedaan te worden op de algemene reserve. In het bestuursprogramma is vastgelegd dat de vrij besteedbare Algemene Re serve tenminste vijftien miljoen moet bedragen als buffer voor eventuele inci dentele tegenvallers. Bi| de vaststelling van de hoogte van dit bedrag zijn mee 20 Perspecliefnoia 1999-2003 in aanmerking genomen de risico's waarmee de gemeente bij de uitvoering van haar beleid wordt geconfronteerd. Dankzij de gunstige rekening resultaten over 1997 wordt aan deze minimum eis ruimschoots voldaan. Extra maatregelen ter versterking van de Algemene Reserve kunnen derhalve achterwege blijven. Er wordt gewerkt aan een tweede opschoningsactie van reserves en voorzie ningen. Vooralsnog laat het zich aanzien dat de gevolgen van deze actie voor de budgettaire positie en de omvang van de Algemene Reserve beperkt zullen zijn. Bij de begrotingsbehandeling zullen wij u daarover nader informeren. Op de vermogenspositie is mede van invloed de waardering van bezittingen en schulden. In het kader van de verdere versterking van de financiële positie van de gemeente wordt overwogen om de immateriële activa geheel of gedeeltelijk af te boeken ten laste van de Algemene Reserve, indien en voorzover de stand van de Algemene Reserve dit toelaat. Bij de begrotingsbehandeling zullen wij u een overzicht van de relevante immateriële activa voorleggen. Het gemeentelijk aandelen bezit vertegenwoordigt een waarde die deels uitgaat boven de waarde die overeenkomt met het rendement wat de gemeente uit deze aandelen krijgt. De ontwikkelingen met betrekking tot deze aandelen worden nauwkeurig gevolgd. Indien zich mogelijkheden voordoen de meerwaarde van deze aandelen te realiseren zal het belang daarvan worden afgewogen tegen het belang van het in bezit van de gemeente houden van de aandelen. Indien daadwerkelijk tot afstoten van aandelen wordt overgegaan zou de meerwaarde bijvoorbeeld aangewend kunnen worden ter versterking van het investerings fonds. Na de vaststelling door uw Raad van de begroting 1998 zag de financiële posi tie van de gemeente er als volgt uit: Meerjarenperspectief 1998 1999 2000 2001 2002 Startpositie op 1 837 1.742 2 599 2.630 4 689 Niet doorgaan bezuiniging commissies -95 0 0 0 0 Mutaties vlgs meerjarenraming 1998-2001 0 857 31 2.059 0 Eindstand 31/12 1.742 2.599 2.630 4.689 4.689 Tabel 2 Ontwikkeling algemene reserve 1998 1999 2000 2001 2002 Startpositie per 1 januari 18 385 11 873 1 1 724 14 248 1 8 506 Rcnletoevoeging 1 195 772 762 926 1 203 Rentesuppl overige res voorzieningen 2 000 2 000 2 000 2 000 2 000 Onderuitputting kapitaallasten 1 500 1 500 1 500 1 500 1 500 Vermogenswinsten 300 300 300 300 300 Diverse mutaties vlg begr 98 -3 189 -117 -117 0 0 Incidentele uilzett inkrimp (begr 98) -8 318 -4 604 -1 921 -468 0 Eindstand 31/12 11.873 11.724 14.248 18.506 23.509 Tabel 3 21 Perspecliefnoia 1999-2002

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1998 | | pagina 273