Bij lage
Archiefverordening Leeuwarden 1998
Memorie van toelichting
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1
Begripsbepalingen zijn alleen uit de wet overgenomen als
daaraan in deze verordening een meer specifieke betekenis
moest worden toegekend.
Artikel 2
De aanwijzing van een archiefbewaarplaats geschiedde voor
heen veelal bij afzonderlijk besluit.
Artikel 3
Een ministeriële regeling stelt op grond van artikel 13,
vierde lid, van het Archiefbesluit 1995 vast, aan welke
bouwkundige en inrichtingseisen de archiefbewaarplaats en
de archiefruimten moeten voldoen. Artikel 13, vierde lid
van het Archiefbesluit, zal op een nader bij koninklijk be
sluit te bepalen tijdstip in werking treden (artikel 24,
tweede lid van het Archiefbesluit 1995)
Artikel 4
De aanwijzing van de beheerders is nader uitgewerkt in de
op grond van artikel 8 te stellen voorschriften: het hierna
opgenomen Besluit Informatiebeheer.
Artikel 6
Een ministeriële regeling stelt op grond van artikel 11,
tweede lid, van het Archiefbesluit 1995 nadere regels om
trent de kwaliteit van en de procedures rond het materiële
behoud van de daarvoor in aanmerking komende archiefbe
scheiden. Artikel 11, tweede lid, zal op een nader bij ko
ninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking treden
(artikel 24, tweede lid, van het Archiefbesluit 1995). Zo
dra dat gebeurt, kan het eerste lid van artikel 6 vervallen
waarbij het tweede lid als enige overblijft. Artikel 11 van
het Archiefbesluit 1995 kent de in dit artikel bedoelde
verplichting namelijk slechts ten behoeve van de interne
stukken. Uit overwegingen van behoorlijk bestuur en ter be
sparing van conserveringskosten voor de overheid als geheel
achten wij dit onjuist. De gemeente heeft als ontvanger van
door andere overheden opgemaakte stukken daarvan zelf ook
profij t