Blad 2 verklaarde de Tilburgse verordening onverbindend op grond van het zogenaamde disproportionaliteitsbeginsel. Om de rechtskracht van de over de belastingjaren 1997 en 1998 nog op te leggen aanslagen te kunnen waarborgen is het -gelet op de vorenvermelde uitspraak van de Hoge Raad- noodzakelij k om de huidige Verordening op de heffing en de invordering van rioolrechten 1995 met terugwerkende kracht te wijzigen en om met ingang van 1 januari 1999 een nieuwe verordening vast te stellen. 3. Voorstel voor wijziging van de verordening met terugwerkende kracht over de jaren 1997 en 1998. Zoals hiervoor reeds is vermeld wordt in de huidige verordening een hoeveelheid afvalwater van 200 m3 vrijgesteld van de heffing van rioolrechten. Om het reëel aanwezige risico van een onverbindende verklaring te voorkomen wordt voorgesteld om deze vrijstelling met terugwerkende kracht tot 1 januari 1997 te laten vervallen en de tarieven vast te stellen per volle eenheid van 300 m3. Gebruikers die een hoeveelheid afvalwater lozen tot 300 m3 krijgen dan geen aanslag opgelegd. Op grond van een uitspraak van de Hoge Raad van 9 augustus 1996 is een dergelijke heffing toegestaan. In de gemeente Amsterdam was sprake van een kleine groep (5-8 belastingplichtigen welke in de heffing werd betrokken. In de verordening was echter geen impliciete vrijstellingsmogelijkheid (van 200 m3) opgenomen. De Hoge Raad was van mening dat er in deze situatie niet sprake was van een willekeurige heffing en dat de verordening niet in strijd was met het disproportionaliteitsbeginsel 3.1 Uitwerking van het voorstel voor de jaren 1997 en 1998 (tariefstelling) Bij het wijzigen van een (belastingverordening met terugwerkende kracht is het juridisch niet toegestaan dat belastingplichtigen in een nadeliger positie komen dan voorheen. Uitsluitend een vermenigvuldiging van het tarief met een factor 3,0 nieuwe eenheid van 300 m3 gedeeld door oude eenheid van 100 m3) is niet mogelijk omdat de belastingplichtigen dan nadeel zouden hebben in verband met het vervallen van een impliciete vrijstelling van de eerste 200 m3 afvalwater, zoals die tot nu toe gold. Ter verduidelijking worden voorbeelden gegeven. Gemakshalve wordt daarbij uitgegaan van een tarief van f 100,-- per 100 m3 afvalwater en van een jaarlijkse productie van 300 m3 afvalwater. In de oude situatie zou dan een heffing plaatsvinden over 100 m3, namelijk: 300 m3 afvalwater minus Blad 3 200 m3 vrijstelling. Het aantal volle eenheden bedraagt 1. De aanslag bedraagt 1 eenheid x f 100,f 100, In de nieuwe situatie zonder vrijstelling zou de aanslag worden vastgesteld op 1 eenheid (van 300 m3) x f 300,-- f 300,--. Derhalve een nadeel voor belastingplichtige van (f 300,-- - f 100,-- f 200,--. Om te voorkomen dat een belastingplichtige na wijziging van de verordening in een nadeliger positie zou komen te verkeren moet het tarief per 300 m3 afvalwater maximaal gelijk zijn aan het oude tarief voor de eerste 100 m3 waterverbruik, waarover in de oude situatie de heffing werd berekend. Dit tarief bedroeg f 164,75 (1997), f 193,75 (1998) Het tarief voor de eerste 300 m3 afvalwater moet hierdoor laag worden gehouden. Dit werkt door in de verdere tariefstelling omdat het tarief van de volgende 300 m3 in een redelijke verhouding ten opzichte van het tarief van de eerste 300 m3 moet worden vastgesteld. Daarnaast moet er tevens rekening mee worden gehouden, dat -indien een progressieve tariefstelling wordt toegepast- bij de laatste categorie geen nadeel ontstaat. In de huidige verordening is een degressieve tariefstelling (afname van het tarief bij toename van het gebruik) opgenomen. Hierdoor doet zich een aantal alternatieven voor. Deze zijn in het navolgende nader uitgewerkt. Alternatief 1. De maximaal toe te passen progressiefactor (verhoudingsgetal t.o.v. het tarief van een vorige schijf) is 1,04. Het huidige tarief van de eerste schijf (300-1000 m3) wordt vermenigvuldigd met deze progressie factor. Dit leidt tot een korting van 12% op de oorspronke lijke aanslag. Wanneer een hogere progressiefactor wordt toegepast zou bij de laatste tariefschijf (99.900 en meer) een nadeliger situatie ontstaan. Het tarief zou dan hoger zijn dan het resultaat van de vermenigvuldiging van het oude tarief met 3 (300 m3 100 m3)In de bij de stukken voor u ter inzage gelegde bijlage 2 is één en ander verder uitgewerkt Alternatief 2. Een andere mogelijkheid is het hanteren van een vast tarief per 300 m3Hierbij wordt elke eenheid afvalwater gelijk belast. Dit leidt tot een korting van 30% op de oorspron kelijke aanslag. Dit alternatief is verder uitgewerkt in de bij de stukken ter inzage gelegde bijlage 1.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1998 | | pagina 235