Blad 2
Uit de discussie in de commissie hebben wij de conclusie
getrokken dat deze met ons van mening was dat er maatrege
len dienden te worden genomen om het verschijnsel van de
kamerverhuur te reguleren.
Deze regulering is primair nodig met het oog op de leef
baarheid en het algemene sociale klimaat in de woonbuurten.
Daarnaast vinden wij het gewenst een middel in handen te
hebben om de onttrekking van goedkope woningen aan de regu
liere markt te kunnen beheersen.
In de huisvestingsverordening is gekozen voor een vergun
ningenstelsel voor kamerverhuur met een distributief
karakter. Daaraan lag de gedachte ten grondslag dat een
evenredige verdeling van de kamerpanden over de stad tot de
meest bevredigende resultaten zou leiden. Indien overal
maximaal 10% van de panden zouden worden gebruikt voor
kamerverhuur, dan zouden de effecten van kamerverhuur
evenredig worden gespreid en naar verwachting binnen
aanvaardbare grenzen blijven.
Bij de vaststelling van de Huisvestingsverordening 1996
hebben wij u toegezegd om u een voorstel voor te leggen
voor het toezicht op de bouw- en woontechnische staat van
kamerverhuurpanden, dit primair met het oog op de veilig
heid van de bewoners (exploitatieregeling)Wij bieden u
hierbij een dergelijk voorstel voor een exploitatieregeling
aan. Het ontwerpen van een exploitatieregeling, die wij
overigens grotendeels hebben ontleend aan de bestaande
regeling in de gemeente Groningen, vergde in ieder geval
enige wijziging van de Huisvestingsverordening 1996. Wij
hebben de gelegenheid aangegrepen om, mede aan de hand van
de inmiddels opgedane ervaringen, de hele materie van de
kamerverhuur te heroverwegen.
Evenwicht kamermarkt
Bij deze heroverweging heeft de constatering dat in
Leeuwarden er globaal gesproken een evenwicht bestaat op de
kamermarkt een belangrijke rol gespeeld.
Tegenover een geschat aantal uitwonende studenten van
ongeveer 4500 staat een kameraanbod (in panden met 3 of
meer alleenstaanden) van ongeveer dezelfde grootte. Nu is
het begrip "student" niet identiek met het begrip "alleen
staande kamerbewoner" maar toch bevestigen deze cijfers
onze indruk dat er geen sprake is van een kamertekort in
Leeuwarden. Dit temeer omdat:
het overzicht dat we nu hebben best nog-lacunes kan
vertonen;
er een redelijk aantal kamerbewoners zal zijn dat met
twee bewoners een pand bewoont.
Het is overigens technisch nauwelijks uitvoeroaar om thans
een uitsplitsing te geven van de kamerbewoners, die student
zijn, en de overige kamerbewoners.
Blad 3
Uitgaande van deze evenwichtssituatie kan de vraag worden
opgeworpen of een systeem van vergunningen voor het omzet
ten van woningen in nieuwe kamerpanden nodig is. Immers men
kan veronderstellen dat het geconstateerde evenwicht zijn
weerslag vindt in de ontwikkeling van het aantal kamerpan
den. Uitgaande van die veronderstelling zou een regulering
van het aantal kamerpanden overbodig zijn en zou met een
exploitatieregeling voor kamerverhuurpanden kunnen worden
volstaan. De exploitatieregeiing zou op zich ook nog een
remmend effect kunnen hebben op de uitbreiding van het
aantal kamerverhuurpanden.
Deze veronderstelling is naar onze waarneming onjuist. Er
blijft een grote druk bestaan op het centrum en de omlig
gende schilgebieden omdat kennelijk de kamerbewoners in het
algemeen een sterke voorkeur hebben voor het wonen in of
nabij de binnenstad. Dit heeft onder andere tot gevolg dat
het voor een eigenaar aantrekkelijker is zijn pand te
verkopen ten behoeve van de exploitatie van een kamerpand
dan als gewone gezinswoning.
Er ontstaat zo een aanzienlijke druk op de relatief goed
kope vooroorlogse voorraad in genoemde gebieden; gebieden
die zich ook uitstekend lenen voor "normale" pandsgewijze
bewoning. Daarbij speelt dan nog mee dat de bouwwijze
(bijvoorbeeld enkelsteens scheidingsmuren en daardoor
geringe geluidsisolatie) en de woningdichtheid in deze
gebieden gemakkelijker dan elders aanleiding kunnen geven
tot onderlinge wrijvingen en overlast.
Op grond van deze constateringen zijn wij van mening dat
het wenselijk blijft om het omzetten van woningen in
kamerverhuurpanden te reguleren.
Wel is er aanleiding om de huidige regeling te heroverwegen
omdat in de praktijk is gebleken dat de zogenaamde
quoteringsregeling - niet meer dan 10% van de panden mogen
als kamerverhuurpand worden gebruikt - niet altijd het
beoogde effect sorteerde.
De huidige redactie van de verordening kent drie gronden om
de omzetting van zelfstandige woonruimte in een kamerpand
te toetsen.
artikel 3.4. Criteria voor vergunningverlening
1. Burgemeester en wethouders verlenen de omzettingsvergun
ning, indien naar hun oordeel het met de omzetting
gediende belang groter is dan het belang van het behoud
en/of de samenstelling van de bestaande woonruimtevoor-
raad
2. De omzettingsvergunning wordt geweigerd indien door het
verlenen ervan de concentratie van kamergewijs vernuurde
panden te hoog wordt. Van een te hoge concentratie is in
ieder geval sprake indien in de directe omgeving van het