Blad 4
Zoals onder d. reeds gesteld dient het vaststellen van de
betreffende begrotingen uiterlijk 1 oktober van dit jaar
plaats te vinden, omdat anders ook geen becijfering van de
vrijwillige bijdrage kan worden gemaakt.
Rekeneenheid voor de berekening van de bijdragen
In voormelde Exploitatieverordening in Artikel 5, lid 1
staat de grondoppervlakte als grondslag genoemd voor het
berekenen van de bijdrage. Deze rekeneenheid is met name
bedoeld voor grondexploitaciegebieden, waarin sprake is van
de uitgifte van bouwgrond. In de binnenstad is hiervan
echter geen sprake en dient derhalve gezocht te worden naar
een sleutel die beter recht doet aan de zich in het stads
centrum voordoende situatie. De verordening geeft uw raad
op grond van Artikel 5, lid 3 de mogelijkheid een andere
grondslag te bepalen.
Wij hebben - mede gelet op de adviezen die dienaangaande
door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zijn verstrekt
en jurisprudentie dienaangaande - de voorkeur voor toe
passing van een model, waarin het perceelsoppervlak tot 40
meter achter de voorgevel en de gevellengte van de
betreffende percelen in ogenschouw wordt genomen. De eerste
veertig meter van een bedrijfspand (winkel) zijn namelijk
commercieel het meest waardevol. De breedte van het perceel
heeft veelal betekenis qua uitstraling. Deze componenten
zijn elders ook met succes gehanteerd voor de toepassing
van baatbelasting bij de herinrichting van stads- en
dorpscentra
Ons voorstel is de te verhalen kosten gelijkelijk om te
slaan over de twee voormelde componenten (dus 50% over
perceelsoppervlak en 50% over gevellengte^
Voorts dient naar ons oordeel voor wat betreft de omslag
van de kosten in het "gebied Binnenstad" een nadere
differentiatie te worden toegepast. Hierover zal nog nader
overleg met de LOV worden gevoerd. Het vaststellen van die
differentiatie dient eveneens plaats te vinden bij het
vaststellen van de op het "gebied Binnenstad" betrekking
hebbende kostenbegroting
Standpunt Leeuwarder Ondernemers Vereniging
Zoals aan het begin van dit voorstel aangeduid hebben wij
veelvuldig overleg gevoerd met vertegenwoordigers van de
Leeuwarder Ondernemers Vereniging (LOV) omtrent de toe
passing van baatbelasting als vangnet achter een vrij
willige bijdrage. In dat overleg is een duidelijk verschil
van inzicht naar voren gekomen met betrekking tot de te
hanteren grondslag voor de berekening van de baatbelasting.
Blad 5
De LOV opteert uitdrukkelijk voor een grondslag, gebaseerd
op de waarde in het economisch verkeer van de percelen,
zoals bepaald in het kader van de Onroerende Zaak Belasting
(WOZ-waarde)Naar de mening van de LOV levert het hanteren
van deze maatstaf grote voordelen op, omdat als gevolg van
de waardeverschillen tussen de onderscheiden percelen op
directe wijze een redelijke verdeling van de particuliere
bijdrage tot stand kan worden gebracht.
Naar ons oordeel kleven aan dit voorstel zowel praktische
als juridische nadelen. Praktisch, omdat de thans bekende
WOZ-waarden zijn vastgesteld per 1 januari 1994 en dus geen
actueel beeld meer geven van de huidige waarde in het
economisch verkeer. Daarnaast zal een fors aantal percelen
moeten worden gehertaxeerd, omdat delen daarvan thans
buiten de baatbelasting vallen. Enerzijds vanwege de
gekozen gebiedsindeling, waardoor percelen "verticaal"
moeten worden geknipt. Anderzijds omdat er soms sprake is
van percelen met een woonfunctie op de verdiepingen. In die
gevallen is "horizontale" splitsing nodig. De waarde van de
woongedeelten blijven namelijk buiten de berekening, omdat
die functie niet wordt aangeslagen in het kader van de
baatbelasting
Daarnaast hebben wij uit juridisch oogpunt bedenkingen
tegen het door de LOV voorgestelde model. Bij ons bestaat
de vrees een groter risico te lopen bij het hanteren van
deze maatstaf bij toetsing door de belastingrechter. En
aangezien het financieel risico van de baatbelasting
volledig bij de gemeente ligt (de LOV heeft aangegeven niet
bereid te zijn dat risico op enigerlei wijze te kunnen en
willen afdichten), menen wij te moeten kiezen voor een
grondslag met zo weinig mogelijk risico, in casu perceels
oppervlakte in combinatie met gevellengte.
Voorstel
Onder mededeling dat de Commissie Stadsontwikkeling in haar
vergadering van 2 maart 1999 u heeft geadviseerd in te
stemmen met het voorstel, stellen wij u voor te besluiten
overeenkomstig de bijgevoegde ontwerp-besluiten
Leeuwarden, 4 maart 1999
Burgemeester en wethouders van Leeuwarden,
mw. L.B.M. van Maaren-van Balen burgemeester.
mrF.M.J. Steijvers
secretaris.