Voor de interne (gemeentelijke) middelen wordt verder kortheidshalve verwezen naar deel
II (met name paragraaf 2.3) en deel III (investeringen - Strategisch Investerings- en
OntwikkelingsFonds) van de Perspectiefnota Plus. Hier wordt verder kort ingegaan op
enkele potentiële, majeure externe middelen met betrekking tot het Meerjaren-
OntwikkelingsProgramma.
Grote Steden Beleid (GSB)
Inzicht in de beschikbare rijksmiddelen is er pas na april 1999; deels
zal het hier gaan om reeds geoormerkte middelen (doeluitkering);
deels om meer vrij inzetbare middelen, maar ook deze zijn meestal
wel gekoppeld aan bepaalde thema's. Het gaat onder meer om de
verdeling van de middelen, zoals afgesproken in het Regeerakkoord,
bijvoorbeeld ICES-middelen "vitaliteit steden". Op basis van het
MOP zal er een convenant worden afgesloten tussen het Rijk en de
gemeente Leeuwarden.
Investeringsbudget
Stedelijke Vernieuwing
(ISV)
Het Rijk heeft besloten met ingang van 1 januari 2000 dit budget in
te stellen. In dit budget zijn ondergebracht: stadsvemieuwings-
middelen, locatiesubsidies, subsidies voor het herstructureren van na
oorlogse wijken, subsidies voor gevelisolatie tegen rail- en
wegverkeerslawaai, subsidies voor bodemsanering in stedelijke
gebieden, subsidie voor de stedelijke knooppunten en EZ-middelen
voor bedrijventerreinen uit het Regeerakkoord. De voor stedelijke
vernieuwing beschikbare middelen voor de periode 2000 t/m 2010
zijn ruim 9 miljard. Medio 1999 zal er een eerste indicatieve
verdeling voor de GSB-steden, waaronder dus Leeuwarden, voor de
periode 2000-2004 plaats vinden.
Meerjarenprogramma
Infrastructuur Transport
(MIT)
Een tweetal grote projecten rondom Leeuwarden zit momenteel in de
Verkenningenfase van het MIT (lc fase); het gaat om de "Haak om
Leeuwarden" en "Oplossingsprojecten Ontsluitingsproblematiek en
OV-infrastructuur". Met het oog op daadwerkelijke realisatie is het
van groot belang dat deze projecten zo snel mogelijk de andere twee
fasen doorlopen, zodat tot uitvoering kan worden overgegaan.
Elementen als voorfinanciering en/of co-financiering spelen hierbij
een belangrijke rol.
Convenant provincie -
gemeente (incl. EU)
Het huidige convenant met de provincie is praktisch afgerond; alle
beschikbare middelen zijn ingezet dan wel geoormerkt. In het kader
van het Ontwikkelingskader Leeuwarden ligt het in de bedoeling dat
er een vernieuwd convenant wordt opgesteld tussen provincie en
gemeente. In dit convenant zal er aandacht zijn voor de inzet van de
reguliere provinciale middelen, extra provinciale middelen in het
kader van het convenant en Langman-REONN-middelen (zoals ISP,
ICES ("vitaliteit steden") en EU-middelen (2000 t/m 2006), mede in
het kader van de afspraken van het Kabinet met het Noorden)). Het
vernieuwde convenant zal in principe een looptijd krijgen tot 2010.
Over de beschikbaarheid en inzet van een groot aantal van deze
middelen zal medio 1999 meer duidelijkheid komen.
5. SLOTOPMERKINGEN
Met de strategische en operationele doelen in het MeerjarenOntwikkelingsProgramma
willen wij ons streefniveau tot 2010 aangeven. Het geeft helder onze ambities weer.
Leeuwarden kan deze ambities echter nooit alleen waarmaken, zij heeft daarvoor de steun
van en samenwerking met andere partijen hard nodig. En dan gaat het niet alleen om
overheden als provincie, Rijk en EU, maar tevens om marktpartijen (projectontwikkelaars,
beleggers, financiers) en het bedrijfsleven. Met het MeerjarenOntwikkelingsProgramma
willen wij de externe partijen uitdagen om te investeren in de ontwikkelingsmogelijkheden
van de stad. Samenwerking en partnership staan daarbij centraal.
16
Perspectiefnota Plus 2000 - 2003 - 2010
Een pakketovereenkomst met de omliggende gemeenten en de provincie Fryslan, waaraan
momenteel nog wordt gewerkt in het kader van het Ontwikkelingskader Leeuwarden en
naar aanleiding van het rapport "Sjoch dizze stêd" is een goed voorbeeld van een dergelijke
samenwerking. Een vernieuwd convenant provincie Fryslan - gemeente Leeuwarden maakt
van deze pakketovereenkomst onderdeel uit.
Zoals in paragraaf 4.4 is aangegeven, zijn er potentiële, majeure externe geldstromen met
betrekking tot het MeerjarenOntwikkelingsProgramma. Voor de rijks-, provinciale en
gemeentelijke middelen gaat het in de meeste gevallen om min of meer communicerende
vaten (als er b.v. voor een bepaald onderwerp geen of minder rijks- of provinciaal geld
binnenkomt, dan moet er wellicht meer gemeentelijk geld ingezet worden en andersom).
Derhalve dient de inzet van deze middelen goed afgestemd plaats te vinden. Omdat er nog
grote onduidelijkheid is over deze financieringsstromen heeft dit nu nog niet voldoende
kunnen plaats vinden. Het behalen van de doelen in het MeerjarenOntwikkelings-
Programma is mede afhankelijk van de hoeveelheid beschikbare middelen, gemeentelijk en
extern, er is een duidelijke wisselwerking. Indien er extern meer of minder middelen
beschikbaar komen, kan dat van invloed zijn op het behalen van de doelen.
Duidelijkheid over majeure externe financieringsstromen kan dus nog leiden tot bijstelling
van met name de operationele doelen. Het uiteindelijk niet beschikbaar komen van
bepaalde nu nog verwachte middelen of een veel beperktere omvang daarvan, zal met
automatisch leiden tot de inzet van extra gemeentelijke middelen. Wel zal er een integrale
afweging moeten plaats vinden, in dat kader zal dan tevens het instrument "nieuw voor
oud" (ombuigingen) moeten worden bekeken en ingezet.
Leeuwarden is overigens wel bereid om zelf fors te investeren in de ontwikkeling van de
stad en kijkt dus niet alleen naar externe partijen voor middelen. Wij maken middelen vrij
voor het structureel versterken van de sociaal-economische positie van de gemeente en haar
bedrijven en inwoners, door middel van bijvoorbeeld het instellen van een Strategisch
Investerings- en OntwikkelingsFonds, met een omvang van op dit moment ruim f 80
miljoen (zie deel III).
De werkwijze waarvoor de afgelopen jaren nadrukkelijk is gekozen, is inhoudelijke
integraliteit en een bijbehorende aanpak, dus minder verkokering en meer samenhang, met
als bijkomende voordelen grotere flexibiliteit en transparantie. Wij willen bevorderen dat,
in het verlengde van onze eigen gemeentelijke bedrijfsvoering, externe financierings
stromen ook meer de ruimte laten om een écht integrale afweging te maken. Wij hopen dat
vooral de provincie en het Rijk eenzelfde lijn willen volgen. Zodat voor iedere stad en dus
ook voor Leeuwarden maatwerk geleverd kan worden, toegespitst op de specifieke kansen
en problemen van de stad.
Er is natuurlijk altijd een spanning aanwezig tussen de ambities en de beschikbare
middelen. Zoals wij al eerder aangaven is de juiste balans vinden de sleutel naar de
toekomst, maar keuzes maken evenzeer. De middelen zijn immers schaars. Alles (een
beetje) doen, leidt tot een middelmatig resultaat.
Binnen de doelen en ambities, zoals geformuleerd in het MeerjarenOntwikkelings-
Programma, leggen wij dan ook een aantal accenten c.q. bepalen wij een aantal (pre-)
prioriteiten. Centraal staat voor ons het consolideren en uitbouwen van de gunstige
economische ontwikkeling in Leeuwarden. Het zorgen dat mensen werk hebben, is tegelijk
ervoor zorgen dat sociale problemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daartoe zal er
geïnvesteerd moeten worden in de economische ontwikkeling en structuurversterking (in de
brede zin, dus economie werk, infrastructuur, kennis), in het versterken van een
aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven (bestaand en nieuw). Ten tweede willen wij
de revenuen van de ontwikkeling en inspanningen ombuigen naar de stad. Er moet een
betere inkomenspositie komen en meer draagvlak voor de voorzieningen in Leeuwarden en
voor de Leeuwarder activiteiten en inspanningen. Dit denken wij onder meer te kunnen
bereiken via een evenwichtiger bevolkingssamenstelling. Voor wat betreft de onderdelen
welzijn en veiligheid, leggen wij tot slot het accent op preventie, voorkomen is immers
beter dan genezen. Deze accenten en prioriteiten zullen logischerwijs hun vertaling krijgen
in de inzet van middelen (qua financiën én personeel).
17
Perspectiefnota Plus 2000 - 2003 - 2010