Voor dit deel van de basisvoeding dient rekening gehouden te worden met
getemporiseerde uitgaven over een periode van 8 jaar vanaf 1997. De
gemeenteraad heeft bovendien in het kader van het meerjarenprogramma ook een
aantal globale reserveringen bepaald. Het overhevelen van deze middelen naar het
Strategisch Investerings- en OntwikkelingsFonds, houdt impliciet een vorm van
re-allocatie in. De projecten waarvoor middelen overigens gereserveerd waren
zullen echter grotendeels terugkomen bij de reserveringen/toekenningen voor het
Strategisch Investerings- en OntwikkelingsFonds.
Het betreft hier een deel van de eigen structurele gemeentelijke GSB-middelen
(dus excl. aanvullende GSB-rijksmiddelen) ter grootte van in totaal f825.000,-.
Er is voor gekozen slechts een deel van de middelen over te hevelen naar het fonds
omdat er in het kader van GSB ook behoefte is aan een deel consumptieve
uitgaven (ofwel activiteiten). In totaal resteert er dan nog in GSB-verband voor
consumptieve uitgaven f 625.000,- per jaar.
Er bestaat op dit moment nog onduidelijkheid over het feit of apparaatskosten uit
de doeluitkering gedekt kunnen worden, indien dit niet het geval is zal nog een
bedrag van f 7,6 miljoen ten laste van deze middelen gebracht moeten worden,
waardoor er nog slechts een bedrag resteert van f 1.950.000,—
Eigen gemeentelijke structurele stadsvemieuwingsmiddelen worden afgebouwd tot
een jaarlijks bedrag van f 1.062.000,— in 2002. In 2000 is f 1.494.000,—
beschikbaar, in 2001 is f 1.344.000,-; e.e.a. min de structurele middelen die
worden overgeheveld naar een aparte begrotingspost (f 170.000,-) ten behoeve
van wijkmanagement.
In het kader van het Bestuursprogramma 1998-2002 is afgesproken dat de
minimum-omvang van de Algemene Reserve van de gemeente Leeuwarden f 15
miljoen moet zijn. Voor het afromen van de Algemene Reserve boven de
minimumstand van f 15 miljoen wordt als richtlijn gehanteerd (Perspectiefnota
Plus 2000 - 2003 - 2010), dat tot 2003 een drietal rubrieken aanspraak kan maken
op het bedrag boven f 15 miljoen, waaronder het Strategisch Investerings- en
Ontwikkelingsfonds.
Aanvulling basisvoeding
Zoals al eerder gezegd zal er nog bekeken worden of, en zo ja welke, middelen eventueel
nog meer in aanmerking komen voor opname in het brede investeringsfonds, daarbij kan
b.v. gedacht worden aan een deel van de middelen in het kader van het
"Meerjarenprogramma Infrastructuur" en "Bovenwijkse Voorzieningen". Het kan gaan om
incidentele gemeentelijke middelen (reserves/fondsen) en eventueel ook gemeentelijke
structurele middelen (begrotings-/stelposten) die bedoeld zijn voor vergelijkbare doelen als
het investeringsfonds. Maar ook om middelen die worden verkregen van bijvoorbeeld
andere overheden voor het uitvoeren van taken. Ten aanzien van de laatste variant zal
bijvoorbeeld onderzocht worden of het mogelijk is het zogenaamde Investeringsbudget
Stedelijke Vernieuwing ("opvolger" stadsvemieuwingmiddelen) en/of externe GSB-
middelen op te nemen in het gemeentelijke fonds. Over de omvang, richting en
voorwaarden van deze middelen zal pas duidelijkheid ontstaan in de periode na medio
1999.
In de tweede helft 1999 zal hier een inventarisatie van worden gemaakt plus een daaruit
voortvloeiend voorstel, zodat bij de Perspectiefnota 2001-2004 eventueel aanvullende
middelen in het fonds kunnen worden opgenomen.
On twikkel ingskos ten
In het Strategisch Investerings- en OntwikkelingsFonds wordt in ieder geval nog wel een
onderscheid aangebracht tussen de beschikbare middelen met betrekking tot het
investeringsdeel en het ontwikkelingsdeel van het fonds. Dit om te voorkomen dat straks
een te groot deel van de middelen wordt aangewend voor ontwikkelingskosten van
projecten en er onvoldoende middelen beschikbaar zijn voor de uitvoering van projecten.
Ten aanzien van de ontwikkelingskosten wordt gekozen voor een zogenaamd "revolving
fund". Het gaat in feite om voorfinanciering van de ontwikkelingskosten van projecten.
Zodra de projecten tot uitvoering komen, dienen de ontwikkelingskosten integraal
opgenomen te worden in het totale financiële plaatje van het project en moeten dus ook
meegefinancierd worden. De voorgefinancierde middelen voor ontwikkelingskosten
worden bij uitvoering van het project weer gestort in dit deel van het fonds.
In ieder geval worden de structurele middelen vanuit het bestaande ontwikkelingsbudget,
dat opgaat in het fonds, ingezet voor het ontwikkelingsdeel van het fonds. Daarnaast wordt
uit de overige middelen eenmalig vooreerst een bedrag van f 1.000.000,-- beschikbaar
gesteld voor het ontwikkelingsdeel van het fonds.
Voor ontwikkelingskosten is binnen het fonds dan beschikbaar:
ONTWIKKELINGSDEEL
BESCHIKBAAR
2000 -2010
Ontwikkelingsbudget: tot 2010 1 lx f 350.000,--
f 3.850.000,-
Eenmalige bijdrage:
f 1.000.000,-
TOTAAL
f 4.850.000,-
2.5 Treasury
De algemene lijn met betrekking tot toevoegingen aan reserves en voorzieningen binnen de
gemeente Leeuwarden is dat alleen de inflatie-correctie wordt toegevoegd aan de middelen.
Het (positieve) verschil tussen de rente-inkomsten en de inflatie, wordt volgens deze lijn,
vervolgens gestort in de algemene reserve.
Hoewel de hoeveelheid incidentele middelen in het fonds op het eerste gezicht aanzienlijk
lijkt, is dit echter maar betrekkelijk als gekeken wordt naar de opgave waar de gemeente
Leeuwarden voor staat in de komende jaren en de daarbij behorende financiële claims. Een
meer structurele voeding van het fonds is dan ook gewenst. Mede met het oog daarop wordt
ten aanzien van de "treasury" van het fonds het volgende voorgesteld:
a. Ten aanzien van de toevoeging aan het fonds wordt de algemene richtlijn
toegepast, dat wil zeggen inflatie-correctie toevoegen.
b. In het kader van het Bestuursprogramma 1998-2002 is afgesproken dat de
minimum-omvang van de Algemene Reserve van de gemeente Leeuwarden f 15
miljoen moet zijn. Voor het afromen van de Algemene Reserve boven de
minimumstand van f 15 miljoen wordt als richtlijn gehanteerd (Perspectiefnota
Plus 2000 - 2003 - 2010), dat tot 2003 een drietal mbrieken aanspraak kan maken
op het bedrag boven f 15 miljoen, waaronder het Strategisch Investerings- en
Ontwikkelingsfonds.
Onderdeel a. kan in feite dus vervolgens weer resulteren in een indirecte voeding voor het
investeringsfonds
2.6 Richtlijnen
Werkwijze algemeen
Verdeling van de middelen uit het Strategisch Investerings- en OntwikkelingsFonds gebeurt
in een Meerjarenprogramma (onderdeel van het MeerjarenlnvesteringsProgramma - MIP),
dat met ingang van 2000 onderdeel uit gaat maken van de Perspectiefnota. Tegelijk met de
voorstellen nieuw beleid kunnen voorstellen voor het Strategisch Investerings- en
OntwikkelingsFonds worden ingediend. Bij de verdeling van middelen zal er onderscheid
gemaakt worden tussen "toekenningen" (in MIP) en "reserveringen" (o.b.v. MOP). Aan de
laatste categorie kunnen nog geen rechten worden ontleend. In principe vindt de verdeling
derhalve eenmaal per jaar plaats.
Om de flexibiliteit enigszins te kunnen handhaven, wordt ernaar gestreefd om, zeker in de
eerste jaren, niet het volledig beschikbare bedrag te beleggen met toekenningen en
reserveringen.
41
Perspectiefnota Plus 2000 - 2003 - 2010