Er wordt qua werkwijze verder een onderscheid gemaakt tussen het investerings- en
ontwikkelingsdeel, aangezien er vanuit gegaan wordt dat het onderdeel ten behoeve van
ontwikkelingskosten flexibeler moet kunnen worden ingezet.
Werkwijze investeringsdeel
De besluitvorming over de inzet van middelen gebeurt door de gemeenteraad op voorstel
van het college van Burgemeester en Wethouders. In incidentele gevallen kan het college
van B&W besluiten om tussentijds een voorstel aan de gemeenteraad te doen om middelen
uit het fonds in te zetten Ook dan zal het voorstel moeten passen in het
meerjarenperspectief van het MeerjarenOntwikkelingsProgramma, de strategische
Toekomstvisie Leeuwarden 2030 en de geldende criteria/voorwaarden voor het fonds.
Werkwijze ontwikkelingsdeel
Gelet op de gewenste flexibiliteit geldt ten aanzien van de besluitvorming van het
ontwikkelingsdeel, dat het college van B&W (na instemming van de commissie Bestuur
Middelen) ook gemandateerd is om tussentijds uitgaven daaruit te doen, mits ze vallen
binnen de gestelde criteria en binnen de maxima die zijn gesteld aan dit deel van het fonds.
Eenmaal per jaar wordt vervolgens over deze uitgaven gerapporteerd in het
MeerjarenlnvesteringsProgramma bij de Perspectiefnota Plus aan de gemeenteraad.
Checklist en effecten
Er wordt een checklist gehanteerd bij de verdeling van middelen, gericht op het behalen van
effecten om de middelen zo renderend mogelijk te laten zijn. Het gaat om de volgende
onderdelen:
Strategische effecten (aansluiting bij 4 strategische LEVI-projectclusters).
Structurele directe werkgelegenheidseffecten.
Structurele indirecte werkgelegenheidseffecten.
Inkomsteneffecten voor de gemeente, zoals OZB, uitkering uit gemeentefonds.
Financiële multipliereffecten.
Convenantsafspraken (b.v. convenant provincie-gemeente, cultuurconvenant,
GSB-convenant met Rijk).
Integraliteit, kwaliteitsverbetering en relatieve (concurrentie-)positieverbetering.
Per project dat middelen verkrijgt uit het investeringsdeel van het Strategisch Investerings-
en OntwikkelingsFonds zal vooraf een set van effecten c.q. te bereiken operationele doelen
moeten worden geformuleerd door de intern gemeentelijke "aanvragers", waarover
vervolgens gerapporteerd dient te worden en die ook geëvalueerd zullen worden.
Beheer, verantwoording en evaluatie
Het recent ingestelde Coördinatie-Overleg Procesmanagement en Strategie (COPS), dat
zich richt op processen rondom majeure strategische projecten en de strategie-ontwikkeling
in relatie daarmee, zal logischerwijs een belangrijke rol vervullen in de procedures rondom
het Strategisch Investerings- en OntwikkelingsFonds. Dit coördinatie-overleg doet jaarlijks
een voorstel voor de inzet van middelen van het fonds aan het college van B&W in het
kader van de P&C-cyclus gekoppeld aan de Perspectiefnota. In verband met het
dienstoverstijgende karakter van het fonds wordt het beheer ondergebracht op
concernniveau. (Uitvoerend) budgethouder is de directeur Concernstaf.
Een maal per jaar wordt er een overzicht voorgelegd aan de commissie Bestuur Middelen
met een stand van zaken en verantwoording met betrekking tot het Strategisch Investerings-
en OntwikkelingsFonds (bij de Perspectiefnota Plus).
Na iedere 2 jaar zullen het doel en de criteria van het Strategisch Investerings- en
OntwikkelingsFonds in algemene zin worden geëvalueerd en op basis daarvan eventueel
worden bijgesteld.
42
Perspectiefnota Plus 2000 - 2003 - 2010
3. MEERJARENPROGRAMMA 2000
De werkwijze zoals in het voorgaande beschreven met betrekking tot de indiening van
voorstellen voor het Strategisch Investerings- en OntwikkelingsFonds heeft voor het
meerjarenprogramma 2000 nog niet volledig kunnen plaats vinden, omdat het instellen van
het fonds parallel heeft gelopen met de ontwikkeling van het instrument Meerjaren-
OntwikkelingsProgramma (MOP) en de voorbereiding van de Perspectiefnota Plus.
Vanuit de voorstellen die voortvloeien uit het MeerjarenOntwikkelingsProgramma is op
basis van de geformuleerde criteria een aantal ontwikkelings- en investeringsprojecten
voorgesorteerd voor afweging en besluitvorming in het kader van het Meerjarenprogramma
van het Strategisch Investerings- en OntwikkelingsFonds. Voor een totaaloverzicht van de
voorstellen voor het fonds wordt verwezen naar de separate bijlage A (pagina 132 t/m 134-
deel 5).
Voor het overgrote deel van de ingediende projecten geldt dat ze nog te weinig uitgewerkt
zijn voor een definitieve toekenning. De omvang van de benodigde middelen en
financiering (co-financiering en benodigde eigen gemeentelijke investeringsmiddelen) is
vaak nog onvoldoende duidelijk. Ook de effecten en aspecten, zoals genoemd bij de
checklist zijn meestal nog niet in beeld gebracht. Op zich begrijpelijk aangezien het hier
gaat om een nieuw fonds.
Ook enkele belangrijke potentiële externe financierings-/investeringsstromen zijn op dit
moment qua omvang of richting nog niet duidelijk, bijvoorbeeld de hoogte van het ISV-
budget voor Leeuwarden en de middelen vanuit het Grote Steden Beleid voor Leeuwarden
(in het kader van het convenant Rijk - Leeuwarden), maar ook de hoogte en richting van de
middelen in het kader van een vernieuwd convenant provincie - gemeente.
Voor een goed afgewogen oordeel moet een en ander als totaliteit bekeken worden,
aangezien het gaat om communicerende vaten.
Gelet op het vorenstaande wordt er in dit eerste Meerjarenprogramma voor het Strategisch
Investerings- en OntwikkelingsFonds voor gekozen om slechts een beperkt aantal
toekenningen te doen voor ontwikkelingskosten en daarnaast voor enkele strategische
investeringsprojecten reserveringen op te nemen.
Deze strategische projecten zullen echter te allen tijde nog nader moeten worden
uitgewerkt, voordat een definitieve toekenning kan worden gedaan aan dat project.
Voor het Meerjarenprogramma 2000 - 2003 - 2010 wordt verwezen naar de tabellen III-1
en III-2 (ontwikkelings- en investeringsdeel).
43
Perspectiefnota Plus 2000 - 2003 - 2010