Blad 4
voldoet tevens aan de uitgangspunten en randvoorwaarden. Nu
het definitieve ontwerp stedenbouwkundig-ruimtelijk aan
onze uitgangspunten en randvoorwaarden voldoet, achten wij
het niet reëel op basis van nieuwe en verdergaande
ruimtelijke criteria - hoe begrijpelijk die op zich
wellicht ook zijn - het ontwerp op grond daarvan af te
wijzen. Hüs en Hiem geeft overigens zelf ook aan, dat het
plan formeel daarmee niet strijdig is.
Los daarvan is het gelet op het beperkte programma van het
buurtwinkelcentrum, op de aanwezigheid van het rioolgemaal
en logistiek niet mogelijk de winkels en de woningen te
situeren aan en te richten op de drie straten. Daarom ook
hebben wij destijds het primaat gelegd bij de gevelwand en
het gevelbeeld aan de Leeuwerikstraat en aangegeven dat bij
de situering van de woningen ingespeeld moest worden op de
Beethovenstraat als symmetrie-asDe situering van de
winkels is mede ingegeven door de - niet symmetrische -
ligging van het huidige schoolgebouw. Daarvan grenst de
massa vooral aan de Leeuwerikstraat en de Kievitstraat.
Daar komt nog bij, dat wanneer de winkels worden gericht op
de straten ook de drukte (parkeren) zich zal verplaatsen
naar deze straten. Dat nu achten wij voor de (bewoners van
de) Kievitstraat en de Eksterstraat een grotere en
ongewenste belasting.
Tot slot merken wij op, dat het maken van een totaal ander
ontwerp - voor zover dat gelet op vorenstaande al mogelijk
zou zijn en nog afgezien van de extra kosten - een ernstige
vertraging in het ontwikkelproces met zich mee zou brengen.
Ook dat achten wij in het belang van een spoedige
realisering van het buurtwinkelcentrum niet verantwoord.
Nadien heeft overleg tussen Hüs en Hiem en de architect
geleid tot een aanpassing van het bouwplan qua
architectuur. Uitgangspunt daarbij is geweest, dat de
hoofdvorm en de stedenbouwkundige opzet passen binnen de
vastgestelde uitgangspunten en randvoorwaarden. Op grond
daarvan heeft de commissie geconcludeerd, dat er uit een
oogpunt van architectuur sprake is van een perspectiefvolle
ontwikkeling en dat het plan kan voldoen aan redelijke
eisen van welstand, maar dat er aan de detaillering nog wel
wat kan worden verbeterd, opdat het gebouw aan uitstraling
kan winnen.
Wij hebben er vertrouwen in, dat ook ten aanzien van de
detaillering er een bouwplan tot stand zal komen, dat
uiteindelijk voldoet aan redelijke eisen van welstand.
Wij zien daarin dan ook geen aanleiding om de planologische
procedure aan te houden.
Blad 5
Procedure en bedenkingen
Wij zijn bereid aan het bouwplan medewerking te verlenen
op basis van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening. Met het oog daarop hebben wij het bouwplan met
ingang van 18 maart 1999 gedurende twee weken voor een
ieder ter inzage gelegd.
Schriftelijke bedenkingen zijn naar voren gebracht door:
1. dHG Advocaten uit Leeuwarden namens de heer F. Meijer te
Leeuwarden
2. S.L.H. Andela sc, Brahmsstraat 7 te Leeuwarden.
Ad 1. dHG Advocaten/Meijer
Dhr. Meijer is volgens dHG Advocaten eigenaar van het
winkelpand, alsmede van de onderneming aan de Merelstraat.
Het pand en de onderneming wordt door hem verhuurd aan dhr.
R. Stellingwerf. Men is van mening, dat aan het bouwplan
door ons geen medewerking kan worden verleend, omdat:
a. het bouwplan in strijd is met het ter plaatse geldende
bestemmingsplan "Vogelwijk";
b. er geen sprake is van de benodigde urgentie om
toepassing te kunnen geven aan de anticipatieprocedure
van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
c. dhr. Meijer - naar zijn mening ten onrechte - niet bij
de onderhavige plannen betrokken is geweest, hoewel daar
in een ambtelijke notitie (4 maart 1997) wel van uit is
gegaan;
d. het plan op ernstige distributieplanologische bezwaren
stuit en een duurzame ontwrichting van de huidige
voorzieningenstructuur teweegbrengt
e. dhr. Meijer zeer grote schade zal gaan lijden doordat
zijn winkelpand in feite onbruikbaar zal zijn indien het
nieuwe winkelcentrum geëffectueerd is;
f. het plan verdraagt zich niet met de bestaande supermarkt
aan de Merelstraat 5-5A, die ook in de toekomst
gecontinueerd zal worden;
Naar aanleiding hiervan merken wij het volgende op.
a. Het bouwplan is, zoals hiervoor reeds aangegeven, in
strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan
"Vogelwijk". Wij hebben inmiddels het opstellen van een
partiële herziening van het bestemmingsplan ter hand
genomen en brengen deze herziening binnenkort in de
inspraak en sturen het voor het overleg ex. artikel 10
van het Bro naar de provincie. Om vooruitlopend op het
rechtsgeldig worden van de herziening de bouw van het
buurtwinkelcentrum mogelijk te maken via de artikel 19
WRO-procedurestellen wij de raad voor een
voorbereidingsbesluit te nemen voor het gebied waarop de
herziening betrekking heeft. Het bouwplan is gebaseerd
op het op 22 maart 1993 door de raad vastgestelde
distributieplanologische beleid voor de wijk- en