Blad 6
buurtwinkelvoorzieningenDaarin is uitdrukkelijk
gepleit voor een nieuw buurtwinkelcentrum in "oud-west".
Op 18 maart 1997 is de Commissie Stadsontwikkeling
akkoord gegaan met de stedenbouwkundige en
distributieplanologische uitgangspunten en
randvoorwaarden voor de invulling van deze voorziening.
b. Hiervoor hebben wij al aangegeven, dat wij voor het
terrein van de voormalige Leeuwerikschool daadwerkelijk
een herziening voorbereiden op basis van de vastgestelde
stedenbouwkundige en distributieplanologische
uitgangspunten en randvoorwaarden. Er zijn twee redenen
om vooruitlopend op het in procedure brengen van de
herziening van het bestemmingsplan via de artikel 19-
procedure mee te werken aan het verlenen van een
bouwvergunning. Uit distributieplanologisch oogpunt is
er een groot belang bij het realiseren van het
buurtwinkelcentrum met als kern een buurtsupermarkt
Reeds in 1993 bij de vaststelling van het beleid ter
zake van de wijk- en buurtwinkelcentra is geconstateerd,
dat op termijn alleen buurt- en wijkwinkelcentra
bestaansrecht hebben waar één of meer supermarkten de
dragers van zijn. De buurtwinkels op de hoek, inclusief
de kleine supermarkten krijgen het steeds moeilijker.
Schaalvergroting speelt daarbij een belangrijke rol. Het
belang van een goede spreiding van buurt- en
wijkwinkelcentra met (een) supermarkt(en) als drager(s),
is nog eens onderstreept in de recent vastgestelde
hoofdlijnen voor het detailhandelsbeleid in Leeuwarden.
Nog langer uitstel maakt de kans op realisering van het
centrum alleen maar kleiner. Het verloren gaan van met
name winkels in de foodsector is niet in het belang van
bewoners van woongebieden. Door omstandigheden die niet
van planologische aard waren, heeft het langer geduurd
dan wenselijk, voordat daadwerkelijk met de plannen voor
een nieuw buurtwinkelcentrum kon worden begonnen. Een
tweede argument is gelegen in de feitelijke situatie
rond het schoolterrein. Het gebouw staat leeg en wordt
niet meer gebruikt. Gebouw en bijbehorend terrein worden
niet langer onderhouden, met alle gevaren van dien. Deze
situatie is niet in het belang van een goed woonklimaat
voor de omwonenden. Een spoedige sloop van het
schoolgebouw, gevolgd door de realisering van een
passende andere bestemming, is dat wel.
c. Op basis van de vastgestelde stedenbouwkundige en
distributieplanologische uitgangspunten en
randvoorwaarden diende Vrieshorst een oplossing tot
stand te brengen voor de beide met name genoemde
ondernemers, te weten Tromp en Stellingwerf. Vrieshorst
heeft aan de door ons opgelegde verplichting voldaan.
Wij hebben u daarover op 7 december 1998 geïnformeerd.
Niet ter zake daarbij was of de ondernemers eigenaars,
dan wel huurders waren van de panden van waaruit zij de
Blad 7
supermarkten dreven, dan wel de onderneming huurden. In
die zin was en is dhr. Meijer daarin geen partij. Wij
hebben dHG overigens op 8 maart schriftelijk op de
hoogte gesteld van ons standpunt.
d. De ontwikkeling van het buurtwinkelcentrum in "oud-west"
is juist gebaseerd op het distributieplanologische
beleid waarin het hoofdwinkelcentrum (de binnenstad) en
de buurt- en wijkwinkelcentra met als drager(s) een of
meer supermarkten, de basis vormen voor een goede
spreiding van winkelvoorzieningen over de stad. Daarmee
is een maatschappelijk belang gediend. Kern van het
buurtwinkelcentrum in "oud-west" is een supermarkt van
880 m2De andere winkelunits mogen worden gevuld door
verplaatsing van bestaande winkels naar het centrum
en/of door aanvulling met branches die in het gebied nog
niet aanwezig zijn. Van een duurzame ontwrichting van de
voorzieningenstructuur is dan ook geen sprake.
Integendeel: de komst van het buurtwinkelcentrum houdt
juist een versterking daarvan in.
e. en f. De huidige bestemming van het pand Merelstraat 5-
5a wijzigt niet onder invloed van de realisering van het
buurtwinkelcentrum. Daar blijft volgens het geldende
bestemmingsplan een detailhandelsvestiging mogelijk. Los
daarvan hebben wij inmiddels de bereidheid uitgesproken
met de eigenaar en/of diens vertegenwoordiger van
gedachten te wisselen over, en in principe mee te werken
aan een passende andere bestemming van het pand.
Voorwaarde daarbij van onze kant is wel, dat eventuele
andere functies geen onevenredige aantasting van het
woonklimaat met zich mee mogen brengen. De Wet op de
Ruimtelijke Ordening biedt de mogelijkheid bij de raad
een verzoek om schadevergoeding in te dienen.
Wij achten de bedenkingen van dHG Advocaten namens dhr.
Meijer dan ook niet gegrond.
Ad 2. Dhr. Andela cs.
Dhr. Andela vraagt namens zeven mede-ondertekenaars het
gemeentebestuur af te zien van het voornemen een
bouwvergunning af te geven, omdat:
a. het bouwwerk niet voldoet aan redelijke eisen van
welstand, er een ^solide, ingetogen gebouw' wordt
gesloopt en zichtlijnen zullen worden onderbroken;
b. er door de aanvrager geen tekeningen of foto's van de
omgeving inclusief in de nabijheid gelegen bouwwerken
zijn overlegd, zoals aangegeven in de bouwverordening,
zodat aan de hand van de bouwaanvraag geen zorgvuldige
beoordeling van de aanvaardbaarheid van het bouwwerk in
relatie tot de karakteristiek van de aanwezige bebouwing
en stedenbouwkundige context mogelijk is;
c. de door de aanvrager overlegde tekeningen onvoldoende
informatie geven over de principedetails die verband