inkomen
opstapplaats
voor wat betreft scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs en
scholen voor speciaal voortgezet onderwijs: de school van de
soort waarop de leerling is aangewezen van de verlangde
godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de
openbare school van de soort waarop de leerling is aangewezen;
het ingevolge de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Stbl. 1964/519)
vastgestelde belastbaar inkomen van de ouders in het kalenderjaar
voorafgaande aan het schooljaar waarvoor vergoeding van de
vervoerskosten wordt gevraagd;
plaats aangewezen door burgemeester en wethouders, vanaf waar de
leerling gebruik kan maken van het vervoer;
Commissie van
onderzoek
vervoersvoorziening
permanente commissie
leerlingenzorg
samenwerkingsverband
alternatief indien niet word gekozen voor het invoeren van
(centrale) opstapplaatsen:
m. vervalt, de leden n t/m q worden gewijzigd in de leden n t/m
P
de commissie als bedoeld in artikel 41 van de
Wet op de expertisecentra en artikel 161 van deel II van de Wet op
het voortgezet onderwijs;
een gehele of gedeeltelijke vergoeding van de door burgemeester en
wethouders noodzakelijk geachte vervoerskosten van de leerling en
zo nodig diens begeleider;
de verstrekking van een abonnement of strippenkaart voor de leerling
en zo nodig diens begeleider, of
aanbieding van aangepast vervoer dat de gemeente verzorgt of doet
verzorgen;
de commissie als bedoeld in artikel 23 van de
Wet op het primair onderwijs.
het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18 van de Wet op
het primair onderwijs.
Artikel 2 Vergoeding van de door burgemeester en wethouders noodzakelijk te achten
vervoerskosten
1Ten behoeve van het schoolbezoek kennen burgemeester en wethouders aan de ouders van in de
gemeente verblijvende leerlingen op aanvraag een vervoersvoorziening toe met inachtneming
van het bepaalde in deze verordening.
2. Indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan het eerste lid, verlangen zij dat de
ouders aan wie slechts een gedeeltelijke vergoeding van de vervoerskosten toekomt, hun
kinderen van het aldus verzorgde vervoer gebruik laten maken tegen betaling van een bijdrage
tot ten hoogste het bedrag dat de ouders ingevolge het bepaalde in deze verordening moeten
bijdragen aan de kosten van het vervoer. Weigering tot of nalatigheid in de betaling van de in de
vorige volzin bedoelde bijdrage doet de aanspraak op een vergoeding vervallen.
3. De bepalingen in deze verordening laten onverlet de verantwoordelijkheid van de ouders voor
het schoolbezoek van hun kinderen.
Artikel 3 Vergoeding naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school
1Een vergoeding van de vervoerskosten wordt toegekend over de afstand tussen de woning dan
wel de opstapplaats en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school, tenzij vervoer
naar een verder weg gelegen school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen
en de ouders met het vervoer naar die school schriftelijk instemmen.
2. Indien ouders een vergoeding van de vervoerskosten aanvragen voor het bezoeken van een
school, die op grotere afstand van de woning is gelegen dan in artikel 11 of 15 is bepaald,
terwijl een of meer scholen van dezelfde onderwijssoort dichterbij de woning zijn gelegen,
ontstaat slechts aanspraak op een vergoeding naar eerstgenoemde school als door de ouders
schriftelijk wordt verklaard dat zij overwegende bezwaren hebben tegen het openbaar onderwijs
dan wel tegen de richting van het onderwijs van alle bijzondere scholen, van de soort waarop de
leerling is aangewezen, die dichterbij de woning zijn gelegen.
Artikel 4 Uitbetaling van de vergoeding
Burgemeester en wethouders bepalen bij de toekenning van een vergoeding van de vervoerskosten
de wijze en het tijdstip van de uitbetaling, alsmede de tijdsduur van de vergoeding.
Artikel 5 Aanvraagprocedure
1Een aanvraag voor een vergoeding van de vervoerskosten wordt gedaan door indiening bij
burgemeester en wethouders van een volledig ingevuld en door de ouders ondertekend
formulier, voorzien van de in het formulier gevraagde gegevens.
2. De aanvraag wordt, indien het een aanvraag voor het eerstvolgende schooljaar betreft, voor 1
juni voorafgaand aan dat schooljaar ingediend.