II. Wijziging in de verordening
Vervang in artikel 2.1.5 de tekst van het eerste lid door:
"Bij het indienen van de aanvraag om bouwvergunning wordt, voorzover het bouwen betrekking
heeft op een of meer bouwwerken waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen
verblijven, een onderzoeksrapport inzake de gesteldheid van de bodem overgelegd. Deze
verplichting geldt niet indien het bouwen betrekking heeft op een bouwwerk dat, ongeacht de
bestemming:
a. hoewel vergunningplichtig, naar aard en omvang gelijk is aan een bouwwerk als genoemd in
de algemene maatregel van bestuur bedoeld in artikel 42, eerste lid van de Woningwet, of
b. de grond niet raakt en waarbij het bestaande, niet wederrechtelijke gebruik wordt
gehandhaafd."
Schrap in artikel 2.1.5 het vierde lid en vernummer het vijfde lid tot lid 4.
Schrap in artikel 2.1.5, lid 5 (oud) punt c.
Artikel 2.4.1 Verbod tot bouwen op verontreinigde grond
I. Motivering
De wijziging van artikel 2.4.1 houdt verband met de wijziging van de Woningwet inzake het
tegengaan van bouwen op verontreinigde grond, die 14 maart 1998 in werking is getreden (Wet
van 14 februari 1998, Stb. 1998, 132).
Ingevolge het gewijzigde artikel 8 van de Woningwet mogen de bepalingen in de gemeentelijke
bouwverordening met betrekking tot bouwen op verontreinigde grond uitsluitend nog betrekking
hebben op vergunningplichtige bouwwerken waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend
mensen verblijven.
II. Wijziging in de bouwverordening
Vervang de tekst van artikel 2.4.1 door:
Een vergunningplichtig bouwwerk waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen
verblijven, mag niet gebouwd worden op zodanig verontreinigd terrein, dat schade of gevaar is te
verwachten voor de gezondheid van de gebruikers.
Dit verbod is niet van toepassing op een bouwwerk dat ongeacht zijn bestemming:
1hoewel vergunningplichtig, naar aard en omvang gelijk te stellen is met een meldingplichtig
bouwwerk, of
2. de grond niet raakt en waarbij het bestaande, niet-wederrechtelijke gebruik wordt
gehandhaafd.
Artikel 2.4.2 Voorwaarden bouwvergunning
I. Motivering
De wijziging van artikel 2.4.2 houdt verband met de wijziging van de Woningwet inzake het
tegengaan van bouwen op verontreinigde grond (Wet van 14 februari 1998, Stb. 1998, 132).
II. Wijziging in de bouwverordening
Vervang de tekst na de woorden: "bij hen bekende onderzoeksresultaten" door: "dan wel op
grond van het overeenkomstig het tweede lid van artikel 39 van de Wet bodembescherming
goedgekeurde saneringsplan bedoeld in artikel 39, eerste lid, van die wet van oordeel zijn, dat
bodem niet geschikt is voor het beoogde doel maar door het stellen van voorwaarden alsnog
geschikt kan worden gemaakt."
Hoofdstuk 8
Artikel 8.2.1 Sloopmelding
I. Motivering
De onderhavige wijziging houdt verband met het Besluit van 6 maart 1998 tot wijziging van
artikel 8 van het Asbestverwijderingsbesluit (Stb. 1998, 171).
II. Wijziging in de bouwverordening
Vervang boven artikel 8.2.1 het opschrift "Par. 2 - Sloopmelding" door een nieuw opschrift,
luidende:
"Par.2 - Uitzonderingen op het vereiste van sloopvergunning."
Voeg na artikel 8.2.1 een nieuw artikel tussen, luidende:
Artikel 8.3.5 Wijze van slopen, verpakken en opslaan van asbest
I. Motivering
De onderhavige wijzigingen houden verband met het Besluit van 6 maart 1998 tot wijziging
artikel 4, onderdeel c, van het Asbestverwijderingsbesluit (Stb. 1998, 171).