Begroting 2000 Dienst Welzijn niet op een korte termijn zonder ondersteuning aan een baan geholpen kunnen worden, zal een aanbod gedaan worden gericht op scholing, werk en werkervaring. In vervolg op het in 1999 gestarte experiment sluitende aanpak in een aantal stedelijke vemieuwingsgebieden, zal de sluitende aanpak verder worden uitgebreid en nader worden ingevuld. Ook in 2000 zal er nog geen sprake zijn van een volledig sluitende aanpak. Daarvoor zijn de beschikbare middelen niet toereikend. In aansluiting op landelijke beleids voornemens wordt verwacht dat dit in 2004 wel het geval zal zijn. Het te voeren beleid inzake de sluitende aanpak zal afgestemd worden met het werk gelegenheidsbeleid en het scholingsbeleid zoals dat door sociale partners gevoerd wordt op sector- en bedrijfsniveau. Sociale Activering Voor mensen die geen perspectief hebben om toegeleid te worden naar de arbeidsmarkt kan het instrument sociale activering ingezet worden. Sociale activering heeft tot doel om een grote afstand tot de arbeidsmarkt te verkleinen en sociaal isolement tegen te gaan. Om dit nieuwe instrument invulling te kunnen geven, is er in 1998 in de wijk Schieringen een project van start gegaan. Het project had tot doel via intensief onderzoek na te gaan aan welke trajecten er behoefte bestaat in de betrokken doelgroep. Op basis van de verkregen onderzoeksresultaten zal het komende jaar het thema sociale activering nader ingevuld en uitgebouwd gaan worden. Tegelijkertijd zal de organisatie van de uitvoering van het sociale activeringsbeleid voorbereid worden. Waar mogelijk zal een relatie worden gelegd met het wijkgericht werken. Aantal uitkeringsgerechtigden In de begroting 2000 wordt wederom rekening gehouden met een verdere daling van het gemiddeld aantal uitkeringsgerechtigden. Ten opzichte van de primitieve begroting 1999 wordt in de begroting 2000 rekening gehouden met een daling van 310. Het geraamde gemiddelde aantal uitkeringsgerechtigden (exclusief IOAW en IOAZ) in de begroting 2000 bedraagt 4.550. Deze ontwikkeling van het gemiddeld aantal uit keringsgerechtigden is conform de aannames die zijn gepleegd in de nota Taakstellend activeringsbeleid. Concrete taakstellingen gaan daarin gepaard met een organisatieontwikkelingtraject voor de sector Sociale Zaken in de richting van een opdrachtnemende uitvoerings organisatie op het terrein van uitkeringsverzorging, arbeidsmarkttoeleiding en sociale activering. Met dit ontwikkelingstraject wordt geanticipeerd op de hierna genoemde landelijke veranderingen in de Structuur Uitvoering Werk en Inkomen en in de financiële verhouding rijk-gemeenten. Verandering in de Structuur Uitvoering Werk en Inkomen In 1997 heeft het kabinet besloten over te gaan tot de vorming van Centra voor Werk Inkomen (CWI). In december 1998 hebben de gemeenten Leeuwarderadeel, Ferwerderadiel en Leeuwarden, het Regionaal Bestuur Arbeidsvoorziening Friesland en de Uitvoeringsinstellingen (UVI's) een overeenkomst gesloten voor 1 januari 2001 in de gemeente Leeuwarden een CWI te vormen. Na discussie over de mogelijkheden en wenselijkheden van private uitvoering van delen van de sociale zekerheid heeft het kabinet Kok II in maart 1999 een standpunt geformuleerd over de Structuur Uitvoering 12 Begroting 2000 Dienst Welzijn Werk en Inkomen (SUWI). Definitieve besluitvorming in de Tweede Kamer moet nog plaatsvinden. Duidelijk is dat deze uitvoeringsstructuur organisatorische gevolgen zal krijgen voor de sector Sociale Zaken. Veranderingen in de financiële verhouding rijk-gemeenten Bij de invoering van de nieuwe ABW is al afgesproken dat de gemeentelijke toeslagen op de landelijke bijstandsnormen vanaf 1999 voor rekening van de gemeenten zouden komen. Deze overheveling is uitgesteld tot 2000. Het gemeentelijk risico bij de bijstandsverlening zal met deze overheveling stijgen van 10% naar ongeveer 22%. Voorbereidingen van deze overheveling worden getroffen op moment van vervaardiging van deze begroting. Uitstel wederom wordt niet uitgesloten geacht. Daarnaast wordt gewerkt aan de totstandkoming van een Fonds voor Werk en Inkomen. Op basis van een zogenoemd objectief verdeelmodel wordt uitwerking gegeven aan het voornemen de gehele financiële verantwoordelijkheid voor de bijstandsverlening over te hevelen naar de gemeenten. De lusten en lasten van gemeentelijk activeringsbeleid worden met de vorming van dit Fonds bij de gemeenten gelegd. Beoogde invoerings datum is 1 januari 2001. Grote Stedenbeleid (GSB) Het eerste GSB-convenant tussen het rijk en de betrokken grote steden had een looptijd tot einde 1999. Zoals bekend is bij de aanpak van het GSB de nadruk steeds sterker komen te liggen op een structurele aanpak op de langere termijn. Ook bij de voor bereiding van het nieuwe stadsconvenant met het rijk stond een structurele aanpak voorop. Vanuit een visie op hoe Leeuwarden zich de komende jaren zal (moeten) gaan ontwikkelen, in casu LEVI 2030, is een meerjarenontwikkelingsprogramma en - investeringsprogramma voorbereid. Bij de voorbereiding van het nieuwe stads convenant groeide het inzicht dat het GSB in toenemende mate verbonden is met de bestaande planning- en controlcyclus van de gemeente. Het is zo verweven met het totaal van activiteiten van de gemeente dat er voor het nieuwe stadsconvenant niet meer gesproken kan worden van een project GSB. Sinds de start van het Grote Stedenbeleid (GSB) maakte de projectorganisatie GSB deel uit van de sector Additionele Werkgelegenheid (AW). De projectorganisatie was ingesteld tot en met einde 1999. Dit gegeven tezamen met het verdwijnen van het projectmatige karakter van het GSB is de reden geweest om de projectorganisatie bij de sector AW af te bouwen en in de plaats daarvan de coördinatie van het GSB onder te brengen bij de concernstaf. 13

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1999 | | pagina 148