Blad 2 kunnen worden ingezet en wel op die plaatsen en voor die monumenten waar het het hardste nodig is. Nieuw Brrm en de verschillen met het oude Om in aanmerking te komen voor subsidiebudget moet de gemeente nu eens in de vier jaar een behoefteraming (laten) opstellen, een gedegen technische inventarisatie van alle rijksmonumenten waaraan naar verwachting de komende tien jaar iets moet gebeuren. De behoefteraming bepaalt na een ingewikkelde reken- en verdeelsystematiek de hoogte van het subsidiebudget voor vier opeenvolgende jaren. Vorig jaar zomer heeft het hele land voor de eerste maal zulke behoefteramingen bij de minister ingediend, ook Leeuwarden. Omdat de technische staat van 's lands rijksmonumenten in beeld wordt gebracht, worden de behoefteramingen geacht een realistisch en genuanceerd beeld te geven van de werkelijke behoefte in elke afzonderlijke gemeente en in verhouding tot elkaar. Aangezien de afgelopen jaren door de minister al budgetten tot en met 2002 waren toegekend (tot een totaal van circa 2,25 miljoen), gold de behoefteraming de periode 2003 tot en met 2006. Ook speelde de raming een rol bij de verdeling van een extra 275 miljoen gulden, die gespreid over 1998, 1999 en 2000 wordt ingezet om een deel van de onderhouds- achterstand van de genoemde 1,4 miljard gulden ongedaan te maken. In het najaar van 1997 heeft de minister aan Leeuwarden het nieuwe reguliere subsidiebudget voor 2003 ter kennis gebracht alsmede de extra budgetten voor 1998 tot en met 2000. Wij hebben u al eerder geïnformeerd, dat die beschikking zeer teleurstellend voor Leeuwarden is uitgepakt. In 1998, 1999 en 2000 krijgt de gemeente geen cent extra en voor 2003 en 2004 kan slechts een kleine ton verdeeld worden. Ter vergelijking: de jaarlijkse subsidie budgetten tot en met 2002 zijn alle een 6,5 ton groot. Leeuwarden heeft evenals een 25 andere gemeenten bezwaar gemaakt tegen de ministeriële beschikking. Inmiddels is bekend dat de bezwaren van Leeuwarden, evenals die van onze "lotgenoten", ongegrond zijn verklaard; dat betekent dat de komende periode voor de monumentenzorg er een van uiterste krapte zal zijn. Vorig jaar hebben wij u gemeld dat er op rijksniveau gewerkt werd aan een soort compensatie voor die gemeenten, die door de nieuwe verdeelsystematiek onevenredig werden getroffen in hun restauratiebudgetten. Daarnaast maakten wij melding van een bedrag van 630 miljoen dat bij de formatie van het tweede kabinet Kok als extra bedrag voor de monumentenzorg in het regeerakkoord is opgenomen. De hierboven genoemde compensatieregeling is nog steeds niet nader uitgewerkt en dus heeft Leeuwarden tot nu toe niets toegezegd gekregen. Ook- over de verdeling van de Blad 3 extra middelen, zoals bij de kabinetsformatie overeen gekomen, bestaat nog geen enkele duidelijkheid. Schreven wij vorig jaar nog over "lichtpuntjes aan de horizon" en "forse graankorrels" die Leeuwarden zou kunnen meepikken; thans zijn we eerder geneigd om bezorgd uit te kijken naar een mogelijke aanvulling van de tot 2006 voor Leeuwarden veel te krappe restauratiebudgetten. Het bovenstaande onderstreept overigens het belang van een goede behoefteraming. Bij de nieuwe behoefteraming in 2001 zal met uiterste zorgvuldigheid moeten worden gewerkt, in de hoop dat daaruit voor de periode na 2007 een substan tieel hogere bijdrage voor Leeuwarden zal resulteren. Een tweede verschil tussen het oude en het nieuwe Brrm is dat de subsidiebudgetten niet meer geheel naar eigen inzicht door de gemeenten kunnen worden ingezet. Er moet met categorieën gewerkt worden: woonhuizen en boerderijen, kerkelijke monumenten en overige monumenten. De minister bepaalt eens in de vier jaar in welke onderlinge verhouding de subsidiebudgetten voor een nieuwe periode van vier jaar over de categorieën worden verdeeld. In de periode 2003 t/m 2006 gaat in Nederland relatief veel geld gestoken worden in woonhuisrestauraties, omdat daar de geconstateerde achterstand het grootste is. Deze voorwaarde houdt helaas onvoldoende rekening met plaatselijke omstandigheden en eigen gemeentelijk beleid, zoals de onderlinge verhouding waarin de respectieve categorieën monumenten in een indivi duele gemeente voorkomen en de wijze van omgaan met de historische factor in het Stadsvernieuwingsfonds. Zo is in Leeuwarden stadsvernieuwingsgeld (Monumentenzorg en Wonen boven Winkels) aangewend voor de rehabilitatie van woon huismonumenten (rijksmonumenten en beeldbepalende panden) en bestaat hier juist grote behoefte aan rijksmiddelen voor grote kerkelijke en overige monumenten. Wel bestaat de mogelijkheid om binnen de periode van vier jaar waarvoor de behoefteraming geldt, tussen de jaren te schuiven met de categoriebudgetten. Dit houdt in dat bijvoorbeeld een deelbudget voor de categorie woonhuizen in 2003 besteed kan worden in de categorie kerkelijke monumenten, mits uiterlijk in het budgetjaar 2006 deze verschuiving ongedaan wordt gemaakt en het deelbudget voor woonhuizen met hetzelfde bedrag uit de categorie kerken wordt verhoogd. U hebt vorig jaar ten laste van 2003 een dergelijke verschuiving van woonhuismonumenten naar kerken toegepast. Dit jaar kan niet een zelfde verschuiving worden aangebracht omdat de budgetten voor kerken in 2005 en 2006 niet toereikend zijn om de middelen "terug te schuiven" naar de categorie woonhuizen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1999 | | pagina 329