5 duur van de raamovereenkomst
5.1 Deze raamovereenkomst wordt gesloten voor de duur van driejaar. De ingangsdatum van de
raamovereenkomst is op 1 januari van het jaar volgende op de ondertekening. De
raamovereenkomst eindigt op 31 december 2002.
5.2 Deze raamovereenkomst wordt na het einde van de looptijd eenmalig verlengd met een periode
van zes maanden, tenzij één der partijen tenminste zes maanden voor het einde van de raamover
eenkomst deze door opzegging heeft beëindigd.
5.3 Partijen treden binnen een redelijke termijn, voorafgaand aan de in artikel 5.2 bedoelde termijn in
overleg over voortzetting dan wel beëindiging van deze raamovereenkomst.
6 verplichtingen van partijen
6.1 Beide partijen verplichten zich hun informatiestromen zodanig te regelen dat de uit de wettelijke
voorschriften zoals neergelegd in de WEB en de WIN voortvloeiende, en uit deze overeenkomst en
de productovereenkomst(en) tussen partijen overeengekomen verplichtingen met betrekking tot
artikel 3.1 sub a t/m h meetbaar zijn.
6.2 Opdrachtgever verplicht zich:
a. het bepaalde in de artikelen 2.3.3 en 2.3.4 WEB in acht te nemen;
b. zijn takken van dienst zo veel mogelijk te doen samenwerken ten behoeve van het bepalen van
de gewenste educatieve activiteiten.
6.3 Opdrachtnemer verplicht zich:
a. zorg te dragen voor inrichting en beschrijving van de educatieve activiteiten volgens artikelen
7.3.1,7.3.2, 7.3.3 en 7.3.4 WEB;
b. door de Minister bepaalde eindtermen te gebruiken, voor zover partijen dit overeenkomen in
een productovereenkomst;
c. eindtermen die niet door de Minister bepaald zijn te ontwikkelen en te gebruiken voor door
opdrachtgever gevraagde educatieve activiteiten, voor zover partijen dit overeenkomen in een
productovereenkomst;
d. waar mogelijk gebruik te maken van landelijk erkende toetsen en examens;
e. onderwijsovereenkomsten af te sluiten met de deelnemers volgens het bedoelde in artikel 8 1 3
WEB;
f. de geldende voorschriften van de Wet op de Persoonsregistraties toe te passen;
g. een adequaat deelnemersregistratiesysteem in te richten op basis van het genoemde in 6.1
6.4. Partijen onderschrijven het uitgangspunt dat de uitvoering plaats vindt op de overeengekomen
kemlokaties, tenzij in de productovereenkomst anders wordt overeengekomen.
7 Overleg
7.1 Partijen verplichten zich een regulier overleg tot stand te brengen over zaken die deze overeen
komst betreffen.
7.2 De overlegvormen zijn als volgt opgebouwd:
Raamovereenkomst
4
7.2.1Bestuurlijk overleg tussen het portefeuillehoudersoverleg Educatie per regio en het Bestuur
van de SVEF, respectievelijk het ROC Friesland College, minimaal één maal per jaar;
7.2.2. Ambtelijk/directioneel overleg tussen de beleidsmedewerkers educatie per regio en de directie
van de SVEF, respectievelijk het ROC Friesland College. Frequentie: minimaal 4 maal per
jaar;
7.2.3. Uitvoeringsoverleg tussen de coördinerend ambtenaar per regio-overleg en de desbetreffende
locatiedirectie: minimaal 4 maal per jaar;
7.2.4. Aanvullend op bovengenoemde overlegvormen kunnen partijen nadere afspraken maken. Daar
waar dat gevolgen heeft voor andere gemeenten wordt dat in het regio-overleg aan de orde
gesteld.
7.3 De agenda voor een bestuurlijk overleg wordt opgesteld onder verantwoordelijkheid van
opdrachtgever na overleg met de opdrachtnemer. De agenda wordt tenminste twee weken van
tevoren aan alle deelnemers aan het overleg toegestuurd.
7.4 Het in 7.2.2. en 7.2.3. genoemde overleg komt voorts op verzoek van de opdrachtnemer bijeen
indien deze voorziet dat de op grond van een productovereenkomst overeengekomen educatieve
activiteiten en voorwaarden niet nagekomen kunnen worden.
8 Rapportage en Evaluatie
8.1 Opdrachtnemer verplicht zich periodiek te rapporteren naar de gemeenten conform een overeen te
komen rapportagemodel (instellingsmarap).
8.1.1.De Instellingsmarap's worden besproken in het regionale ambtelijke overleg en/of het
uitvoeringsoverleg zoals genoemd in art. 7, en voorgelegd aan de afzonderlijke colleges van
B&W.
8.2 Jaarlijks maken partijen voor 1 april een evaluatief jaarverslag waarin de uitvoering en de werking
van deze overeenkomst wordt geëvalueerd. Dit verslag wordt in het regionale ambtelijke overleg
uiterlijk op 1 mei vastgesteld. Indien de meningen omtrent het evaluatierapport of de uitkomsten
daarvan verschillen, vermeldt het verslag de verschillende meningen.
8.2.1. Jaarlijks voor 1 juni brengt de opdrachtnemer de ROC-jaarrekening uit over het voorafgaande
jaar, voorzien van een accountantsverklaring, waarin zijn opgenomen de door opdrachtgever op
basis van een overeenkomst beschikbaar gestelde middelen.
8.3 Bij grote afwijkingen tussen hetgeen is afgesproken en hetgeen wordt uitgevoerd verplichten
opdrachtgever en opdrachtnemer zich hiervan melding te maken en desgewenst in overleg met
elkaar te treden.
9 Geschillenregeling
9.1 Er is sprake van een geschil over deze overeenkomst indien een der partijen dit als zodanig be
noemt.
9.2. Partijen kunnen besluiten dat een geschil wordt voorgelegd aan een commissie. Een dergelijke
commissie kan bestaan uit:
a. een evenredige vertegenwoordiging van betrokken partijen onder leiding van een
onafhankelijk voorzitter. Deze commissie brengt een advies uit.
Raamovereenkomst
5