Blad 2 opdracht van de gemeente Leeuwarden door een student van de Rijksuniversiteit Groningen, getiteld: "Werken binnen woongebieden" en gedateerd april 1997. Ook deze publicaties liggen voor u ter inzage. De resultaten van het door Stadsontwikkeling verrichte onderzoek zijn neergelegd in de notitie: "De beroeps- en bedrijfsuitoefening in woningen tegen het licht", van september 1999. De belangrijkste conclusies daaruit luiden: 1. Bescheiden en onder strikte voorwaarden toegelaten beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten in woningen beïnvloeden het woonklimaat in positieve zin en komen tegemoet aan een toenemende behoefte in of vanuit de eigen woning te werken; 2. Het toelaten van beroeps- en bedrijfsactiviteiten in woningen vormt een stimulans voor beginnende ondernemers (kraamkamerfunctie) 3. In alle gevallen gaat het bij de beoordeling van verzoeken om de ruimtelijke uitstraling naar de aard, de omvang en de intensiteit van de beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten en hoe dat te rijmen valt met de woonfunctie 4. Alle beroepen zijn in beginsel mogelijk, maar de activiteiten moeten ondergeschikt zijn aan de woonfunctie, mogen geen overlast veroorzaken voor de omgeving en mogen geen detailhandel of horeca van betekenis inhouden; 5. De criteria van destijds voldoen in hoofdlijnen nog steeds en alleen beperkte aanpassingen zijn nodig. De in het vervolg - in samenhang - te hanteren criteria zijn in 14 punten samengevat. Een verruiming van de huidige mogelijkheden houden die criteria nauwelijks in. Reactie college Wij merken naar aanleiding van deze notitie van Stadsontwikkeling het volgende op. De discussie spitst zich vooral toe op het al dan niet toelaten van bedrijfsmatige activiteiten in woningen. Over het toelaten van beroepsmatige activiteiten (artsen, notarissen, makelaars, accountants, e.d.) bestaat over het algemeen een grote mate van overeenstemming. De grens van wat nog passend wordt geacht binnen een woonbestemming, wordt bij bedrijfsmatige activiteiten eerder bereikt, dan bij beroepsmatige activiteiten. Daarbij moet steeds in het oog worden gehouden, dat er - anders dan bijvoorbeeld uit de reacties van de KvK, de winkeliersverenigingen, de LOV en de ANKO zou kunnen worden afgeleid - in onze visie geen sprake kan en mag zijn van complete bedrijven in woningen waardoor de woonfunctie zou worden verdrongen. In alle gevallen moeten verzoeken worden beoordeeld op de ruimtelijke uitstraling. Blad 3 Hamvraag is of we ruimte willen blijven bieden voor dit soort van initiatieven die: a. de levendigheid in woongebieden ten goede komen en/of b. tegemoet komen aan de toenemende behoefte in of vanuit de eigen woning te werken en/of c. een kraamkamerfunctie voor startende ondernemers vervullen, óf bedrijfsactiviteiten in woningen willen uitsluiten. Het gaat bij dat laatste niet aan een uitzondering te maken voor één beroepsgroep, zoals bijvoorbeeld kappers, e.d. Als deze vorm van dienstverlening zou worden uitgesloten, is er geen enkel argument andere vormen van dienstverlening en bedrijfsactiviteiten uit te sluiten. De enige afweging die vanuit het wonen mag worden gemaakt heeft betrekking op de ruimtelijke uitstraling, de mate van overlast. In die zin zijn wij het met de conclusies eens. Dat neemt niet weg, dat er andere beleidsmatige overwegingen kunnen zijn die de vestiging van bepaalde activiteiten in woongebieden niet of minder wenselijk maken. Zo mogen in de praktijk - gelet op het gemeentelijk beleid ter zake - buiten de winkelcentra en andere daarvoor aangewezen plaatsen, in woongebieden geen detailhandels- en horeca-activiteiten plaatsvinden. Datzelfde geldt, gelet op het recent vastgestelde prostitutiebeleid, voor deze beroepsgroep. De KvK, de ANKO en de LOV, maken zich zorgen, dat de bestaande winkelcentra door het voorgestane beleid onder druk zouden kunnen komen te staan. Die zorg wordt in de notitie van Stadsontwikkeling niet gedeeld: er is steeds sprake van zeer beperkte activiteiten in aard en omvang. In de praktijk van de winkelcentra in Leeuwarden is tot nu toe niet gebleken dat het voortbestaan daarvan werd bedreigd door het toelaten van bedrijfsactiviteiten in woningen. Dragers van de winkelcentra zijn de winkels en in de buurten en wijken de supermarkten. Daarnaast zijn vrijwel altijd vormen van dienstverlening, zoals banken, kappers, reisbureaus, schoenherstellers, e.d. toegestaan. Natuurlijk dragen dergelijke activiteiten bij aan de aantrekkelijkheid van winkelcentra, maar de levensvatbaarheid daarvan hangt er volgens de notitie niet van af. De verwachting is, dat dit soort van activiteiten zich wel steeds meer in de centra zal concentreren. Daarbij moet worden bedacht, dat het in die gevallen doorgaans gaat om volwaardige bedrijven en instellingen. Die mogen zo wie zo niet in woningen worden ondergebracht. De concentratie zal, zo luidt de veronderstelling, vooral ten koste gaan van de verspreide winkels en (dienstverlenende) bedrijven en instellingen "om de hoek". Dat geldt ook voor

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1999 | | pagina 417