Blad 2 Op deze wijze worden de lasten voortvloeiende uit de investeringen gedekt (exclusief de aanleg van riolering bij de exploitatie van bouwgrond omdat deze in de grondprijs zijn meegenomen)Een causaal verband tussen gedane investeringen en eigendommen is niet vast te stellen. Wel kan worden opgemerkt dat voor grote kantoor- en industriële complexen hogere investeringen moeten worden gedaan dan voor bijvoorbeeld woningen. Redelijk zou dan ook zijn dat deze eigenaren zwaarder zouden kunnen worden belast. 2.2 Gebruikersheffing Door middel van deze heffing wordt de mate van gebruik van de riolering belast. Bepalend is de afgevoerde hoeveelheid water. Het overgrote deel van het afgevoerde water is hemelwater. Omdat de hoeveelheid hiervan niet of nauwelijks is vast te stellen wordt voor de heffing van het afvoer- recht veelal uitgegaan van het waterverbruik zoals dat is vastgesteld door het waterleidingbedrijf, zonder dat dit iets zegt over de werkelijke afgevoerde hoeveelheid. 3.0 Historie Bij de invoering van de rioolrechten werd gekozen voor zowel een eigenaren- als een gebruikersheffing. Het eigenaarsrecht werd geheven op basis van een vast bedrag per eigendom. De gebruikersheffing werd jaarlijks per volle eenheid van 100 m3 waterverbruik geheven waarbij de eerste 200 m3 was vrijgesteld. Deze vrijstelling was door uw raad bedoeld om de toenemende lastendruk voor de lagere inkomensgroepen zoveel mogelijk te beperken. Het gevolg was dat slechts één procent van de totale gebruikers in de heffing werd betrokken. De afgelopen jaren is in den lande een aantal procedures gevoerd, waarin bezwaar werd gemaakt tegen de wijze van toerekening van de kosten en de systematiek met betrekking tot de tariefsvaststelling. Daarbij bleek dat de toereke ning per heffing moest worden onderzocht. Als uitvloeisel hiervan moeten ook de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (zoals het proportionaliteitsbeginsel) per heffing worden toegepast. Dit heeft geleid tot een uitspraak van de Hoge Raad, d.d. 20 september 1995, met betrekking tot de gemeente Tilburg, waar een belanghebbende uiteindelijk in het gelijk werd gesteld en de gemeentelijke verordening op de heffing en invordering van rioolrechten onverbindend werd verklaard. Evenals dat bij ons het geval was, was in de Tilburgse verordening een heffingsvrijstelling opgenomen voor de eerste 200 m3 afvalwater, waardoor slechts een klein deel van de gebruikers alle gebruikerslasten betaalde. De Hoge Raad vond dit onredelijk en verklaarde de Tilburgse verordening onverbindend op grond van het zoge naamde disproportionaliteitsbeginsel Blad 3 Om de rechtskracht van de over de belastingjaren 1997 en 1998 nog op te leggen aanslagen te kunnen waarborgen is - gelet op de vorenvermelde uitspraak- de toenmalige Verordening op de heffing en de invordering van riool rechten 1995 met terugwerkende kracht tot en met 1997 gewijzigd en is met ingang van 1 januari 1999 een nieuwe verordening vastgesteld. 4Huidige situatie De huidige verordening kent zowel een eigenaren- als een gebruikersheffing. De eigenaren worden voor elk eigendom voor een vast bedrag aangeslagen en de gebruikers worden belast afhankelijk van de aangevoerde hoeveelheid water. Het recht voor de gebruikersheffing bedraagt voor elke aangevoerde hoeveelheid tot en met 150 m3 f 39,Voor elke volgende volle eenheid van 150 m3 geloosd afvalwater wordt een progressief tarief toegepast. Dit betekent dat iedere gebruiker tot en met 299 kubieke meter water een gelijk bedrag betaalt. De particuliere huishoudens ont vangen dan ook in het algemeen een gelijke aanslag van f 39,omdat het gemiddelde waterverbruik lager is dan 299 m3 Ook met de invoering van deze heffingsmethodiek zijn de juridische risico's niet voorbij. Te allen tijde bestaat de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de kostentoerekening of de tariefstelling. Verder is er een aantal problemen in de uitvoeringssfeer zoals het wel of niet hebben van een aansluiting op het gemeentelijke rioleringsstelsel. Naast het buizenstelsel is ook het gemeentelijke oppervlaktewater onderdeel van het riool. De bewoners van het buitengebied ervaren dit als onredelijk. Zij hebben veelal geen aansluiting maar moeten wel betalen. Wij zijn van mening dat ook bewoners in het buitengebied moeten bijdragen omdat ook voor de lozing op het oppervlaktewater kosten worden gemaakt door de gemeente en het rioolstelsel voor een groot deel een algemeen karakter heeft. Daarnaast zijn de gemeentelijke gegevens niet gelijk aan de gegevens van het waterleidingbedrijf. Het waterleiding bedrijf hanteert andere adres- en subjectgegevens dan de gemeente. Verder gebruikt het waterleidingbedrijf ver- bruiksperioden die overlopen van het ene kalenderjaar in het andere. Dit komt niet overeen met het belastingtijdvak.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1999 | | pagina 437