Blad 2 aanstelling als ambtenaar als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Ambtenarenwet; d. norm: hoogte van de Abw-uitkering als aangegeven in de artikelen 2 9 tot en met 38 van de Abw dan wel de hoogte van de Ioaw- en Ioaz-uitkering als aangegeven in de artikelen 5 en 8 tot en met 10 van de Ioaw en de Ioaz. Hoofdstuk 2 Voorwaarden voor het recht op subsidie Subsidie deeltijdwerk Artikel 2 Deeltijdsubsidie 1. Aan de uitkeringsgerechtigde die niet onmiddellijk bemiddelbaar is en die een dienstbetrekking in deeltijdarbeid heeft dan wel aanvaardt en hiermee een inkomen verwerft dat minder bedraagt dan de voor de uitkeringsgerechtigde van toepassing zijnde norm, kan door het college van burgemeester en wethouders een deeltijdsubsidie worden toegekend. 2. De deeltijdsubsidie zoals genoemd in lid 1 van dit artikel is eveneens van toepassing op de uitkerings gerechtigde die als beginnend zelfstandige werkt en die om redenen van medische of sociale aard niet volledig beschikbaar is voor de uitoefening van het bedrijf of zelfstandig beroep. 3. De netto deeltijdsubsidie bedraagt ten hoogste 25 van de netto-inkomsten zoals bedoeld in dit artikel lid 1 en 2, tot een maximum van 1/12 deel van het in artikel 43, tweede lid, onder i, Abw vermelde bedrag en wordt verleend gedurende een periode van maximaal 12 maanden. 4. De deeltijdsubsidie wordt over een langere periode dan per kalendermaand berekend voor zover het patroon of de aard van de inkomstenverwerving daartoe aanleiding geeft, doch echter nooit over een langere periode dan een jaar. 5. Betaling van de deeltijdsubsidie vindt maandelijks achteraf plaats. In het geval lid 4 van dit artikel van toepassing is, vindt uitbetaling plaats na afloop van de van toepassing zijnde periode. Artikel 3 Samenloop 1. De uitkeringsgerechtigde die in aanmerking komt voor een inkomensvrijlating op grond van artikel 4 van deze verordening dan wel op grond van artikel 43, tweede lid, onder 1 Abw, komt niet in aanmerking voor een deeltijdsubsidie zoals genoemd in artikel 3 van deze verordening. Hoofdstuk 3 Voorwaarden voor het recht op inkomstenvrijlating Artikel 4 Inkomstenvrijlating 1. De uitkeringsgerechtigde die een alleenstaande ouder is waarvan het jongste kind ouder dan 5 jaar maar jonger dan 12 jaar en die een dienstbetrekking in deeltijd heeft of aanvaardt, waarvan de inkomsten minder bedragen Blad 3 dan de toepasselijke bijstandsnorm of grondslag, worden de inkomsten uit arbeid, in afwijking van artikel 26, tweede lid Algemene bijstandswet, niet in mindering gebracht voor zover de maandelijkse inkomsten uit arbeid niet hoger zijn dan het bedrag zoals bedoeld in artikel 43, tweede lid, m Abw, alsmede de helft van het meerdere tot een maximumbedrag zoals bedoeld in artikel 43, tweede lid, m Abw. 2. Het recht op vrijlating van inkomsten wordt beëindigd, zodra de uitkeringsgerechtigde niet langer een dienstbetrekking in deeltijd heeft dan wel wanneer het jongste kind de leeftijd van 12 heeft bereikt. 3. Onder arbeid genoemd in lid 1 van dit artikel wordt verstaan het aanvaarden van arbeid in dienstbetrekking dan wel het aan de slag gaan als zelfstandige. Hoofdstuk 4 Overige bepalingen Artikel 5 Aanvraagverplichtingen en refertperiode 1. De subsidie wordt door de uitkeringsgerechtigde aangevraagd door indiening van een volledig ingevuld en eigenhandig ondertekend formulier dat door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld. 2. Belanghebbenden worden, indien mogelijk, individueel voorgelicht over de mogelijkheid van het verlenen van subsidies 3. De aanvraag op subsidie wordt niet in behandeling genomen, als deze is ingediend op een datum, gelegen 13 weken na de kalendermaand nadat de omstandigheid, die aanleiding zou kunnen zijn voor het verlenen van subsidie, zich heeft voorgedaan. 4De belanghebbende is verplicht het college van burgemeester en wethouders onmiddellijk mededeling te doen van feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de toegekende subsidie, dan wel inkomensvrijlating, onder overlegging van bewijsstukken. 5. De door de belanghebbende verstrekte gegevens worden onderzocht op juistheid en volledigheid. 6. De periodieke subsidie wordt zo mogelijk gelijktijdig uitbetaald met de uitkering waarop de inkomsten uit arbeid in mindering zijn gebracht. 7. De beschikking tot verlening van een subsidie kan geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken, als: a.de belanghebbende niet heeft voldaan aan de verplichtingen die zijn verbonden aan de beschikking, of b. op grond van gegevens is besloten, waarvan later blijkt dat deze zodanig onjuist zijn, dat -waren deze gegevens bekend geweest- een ander besluit zou zijn genomen 8. Als toepassing is gegeven aan het bepaalde in het vorige lid, wordt de onverschuldigd betaalde subsidie teruggevorderd

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2000 | | pagina 365