Kadernotitie vorming van Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) in Leeuwarden werd de daarin voorgestelde vorming van CWI's onderschreven, maar de voorgestelde taakverdeling tussen publieke en private uitvoeringsinstellingen werd principieel onjuist en praktisch onwerkbaar gevonden. De regering werd gevraagd met nieuwe voorstellen te komen. Nader kabinetsstandpunt De eerste versie van SUWI-2 leidde tot felle onenigheid met de sociale partners maar na enige aanpassingen kon minister de Vries als laatste daad in de hoedanigheid van minister van Sociale Zaken in maart van dit jaar SUWI-2 door de kamer loodsen. Dit landelijk kader wordt in het volgende hoofdstuk samengevat weergegeven. De Friese situatie De discussie over de publieke en private taakverdeling bevorderde de vorming van CWI's niet. Tot voor kort bleef onduidelijk wat het wettelijk voorgeschreven takenpakket van een CWI zou worden en vooral bleef onzeker of daarin samengewerkt moest worden met elkaar op het terrein van uitkeringsverzorging beconcurrerende instellingen. Weliswaar waren in den lande net als in Leeuwarden eind 1998 ruim 200 samenwerkingsovereenkomsten gesloten, maar daar waar nog geen CWI experimenteel werkzaam was, kwam nadien niet snel meer een CWI tot stand door deze voortdurende onzekerheid. Zo was in ieder geval ook de situatie in Friesland. Eind 1998 waren 16 samenwerkingsovereenkomsten gesloten. De haalbaarheid daarvan werd door de samenwerkende partijen verschillend beoordeeld. Om objectief hierover te kunnen oordelen, werd gezamenlijk in Friesland een haalbaarheidsonderzoek ingesteld naar de 16 overeenkomsten. Uit het onderzoek kwam naar voren dat 3 CWI's in alle opzichten realiseerbaar zouden zijn, naast uiteraard Leeuwarden ook Smallingerland en Heerenveen Dit onderzoek werd eigenlijk ingehaald door de politieke actualiteit van de SUWI-2-nota. Vooralsnog wordt er in Friesland mede in het licht van het recente SUWI-2-besluit uitgegaan van de vorming van 7 CWI's; naast de 3 genoemde ook in Dokkum, Buitenpost, Sneek en de reeds experimenteel bestaande in Franeker. Kadernotitie vorming van Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) in Leeuwarden 2. LANDELIJKE KADERS Scheiding publiek-privaat Het volledige door de tweede Kamer overgenomen nadere kabinetsstandpunt over de Structuur Uitvoering Werk en Inkomen alsmede een samenvatting van het ministerie is voor u ter inzage gelegd. Kern van het besluit komt neer op de volgende scheiding tussen publiek en privaat: Publieke organisaties: Claimbeoordeling, het vaststellen van het recht op uitkering Uitkeringsverzorging, uitbetaling en tussentijdse beoordeling van recht op uitkering Premie-inning van sociale verzekeringen Private organisaties: (Arbeids-) Reïntegratie Met deze duidelijke scheiding tussen publieke en private taken blijven de uitkeringsverstrekking en -verzorging in handen van publieke organen. Voor de sociale verzekeringen WW en WAO wordt dit gedaan door het nieuwe op te richten Uitvoeringsorgaan werknemersverzekeringen (UWV). De gemeenten blijven de bijstand en daaraan verwante wetten en regelingen uitvoeren. Deze beide publieke uitvoeringsorganen zijn tevens opdrachtgever aan de private reïntegratiebedrijven voor het verzorgen van trajecten naar werk. Het CWI De toegang tot een uitkering loopt via het CWI. Het takenpakket van het CWI bestaat samengevat uit: De openbare arbeidsbemiddeling (informatie en advies, directe bemiddeling, vacature- en sollicitanten bank De administratieve intake voor werk en inkomen, de gegevensverzameling voor WW- of bijstandsuitkering en eerste check op volledigheid Het vaststellen van iemands kansen op de arbeidsmarkt (fase-indeling). De CWI's worden centraal aangestuurd door een zelfstandig bestuursorgaan, het Landelijk Instituut voor werk en Inkomen (LIWI). In tegenstelling tot de eerder genoemde Algemene Maatregel van Bestuur-SWI is er in de nieuwe situatie geen sprake meer van samenwerkende partijen, maar van een centraal aangestuurde organisatie waar de gemeente zelf geen (gedeeld) zeggenschap meer over heeft. Het motto van een CWI is 'Werk boven inkomen'. Pas wanneer niet direct werk voor handen is en/of vastgesteld wordt dat eerst een traject naar werk moet worden afgelegd, wordt de klant met de reeds verzamelde gegevens doorverwezen naar de betreffende uitkerende instantie. Daar wordt het recht op uitkering vastgesteld en afhankelijk van de fase-indeling de vervolgstap voor de klant bepaald. 3

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2000 | | pagina 372