Blad 2 De startnotitie is daarna op 12 april jl. door ons college namens u bekend gemaakt, hetgeen het begin is van de officiële procedure (de startnotitie heeft gedurende vier weken ter inzage gelegen)Naast de bekendmaking in de plaatselijke pers zijn ook de Commissie voor de milieu effectrapportage te Utrecht - een landelijke commissie met een centrale adviesfunctie in het kader van de m.e.r.- procedure - en verschillende (wettelijke) adviseurs in kennis gesteld van het voornemen. Zij zijn hierbij in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over het geven van richtlijnen inzake de inhoud van bedoeld milieu effectrapport (de commissie heeft een locatiebezoek gebracht [aan het gebied] en het concept-advies is in Utrecht besproken)Ook iedere andere geïnteresseerde heeft opmerkingen kunnen maken over het geven van richtlijnen inzake de inhoud van het MER. Na deze fase kan uw raad de richtlijnen vaststellen, waarna het MER kan worden opgesteld. Adviezen en reacties In het kader van de startnotitie milieu-effectrapportage Leeuwarden-Zuid zijn van diverse instanties en insprekers adviezen en reacties ontvangen, in totaal 15. In het algemeen is de houding ten aanzien van de toekomstige ontwikkelingen in dit gebied positief. Verschillende reacties bevatten bruikbare suggesties. Het advies voor de richtlijnen van de Commissie voor de m.e.r. is gebruikt als basis voor de richtlijnen. De overige adviezen en reacties zijn betrokken bij het opstellen van de richtlijnen. In dit verband merken wij nog op, dat de Commissie voor de m.e.r. (blijkens haar advies) waardering heeft voor de keuze van de gemeente Leeuwarden om op dit moment een m.er-procedure te starten ter ondersteuning van de lange termijn ontwikkeling van het totale gebied Leeuwarden-Zuid. Het gekozen tijdstip en de omvang van het plangebied maakt het mogelijk om met ondersteuning door m.e.r. een integraal plan te ontwikkelen gericht op de belangrijke keuzen in de planvorming. Het MER kan daarmee een bijdrage leveren aan een vanuit milieuoptiek optimale ontwikkeling van het plangebied. Reactienota In de reactienota - die voor u bij de stukken ter inzage ligt - is beschreven hoe met de adviezen en inspraak reacties is omgegaan in de richtlijnen. Eveneens ligt voor u ter inzage het verslag van de op 20 april jl. in Goutum gehouden informatieavond over de startnotitie. Tijdens deze avond zijn enkele suggesties gedaan die bij het opstellen van de richtlijnen zijn betrokken. Blad 3 Daarnaast is bij het uitwerken van de richtlijnen zoveel mogelijk uitgegaan van de startnotitie. Op onderdelen heeft een verdere uitwerking/concretisering (van de startnotitie) plaatsgevonden en/of zijn op basis van 'voortschrijdend inzicht' nuanceringen aangebracht. Richtlijnen De richtlijnen geven aan welke onderwerpen in het MER aan de orde moeten komen. Wanneer hier aanleiding toe bestaat kan gemotiveerd van de richtlijnen worden afgeweken, bij voorbeeld als blijkt dat onderdelen niet (meer) relevant zijn voor de besluitvorming. De voorliggende richtlijnen zijn geen algemene checklist, maar zijn toegespitst op dit project. De in de richtlijnen beschreven aanpak is geen 'standaardaanpak' en is vooral gericht op het ontwikkelen van alternatieven (scenario's). Elk van de alternatieven is een 'groeistap'maar tegelijkertijd kan zij ook gezien worden als 'eindfase' van het betreffende scenario. Deze aanpak is noodzakelijk omdat er in dit stadium nog veel onzekerheden zijn. De richtlijnen geeft op hoofdpunten aan dat het MER in ieder geval in moet gaan op: de hoofdpunten voor de besluitvorming; het beschrijven van de gevoeligheden van het gebied, die bij de planvorming ontzien dienen te worden; het benoemen van de potenties van het gebied en het vastleggen van de milieuambities waaraan de plannen in deelgebieden dienen te voldoen; ontwikkelen van (bij voorkeur) drie scenario's voor de omvang van woningbouw, bedrijventerreinen en realisatie van de hoofdontsluiting. Hierbij bevelen wij aan om voor de ontwikkeling van het totale gebied te kiezen voor een planperiode van circa 30 jaar, in plaats van de plan periode, genoemd op pagina 9 van de bijlage, zijnde 10 a 15 jaar; het per scenario ontwikkelen van een meest milieu vriendelijk alternatief (mma) ten aanzien van o.a. situering van woon- en werkgebieden, dichtheden, type bedrijvigheid, ontsluiting en duurzaamheid; indien de planvorming het toelaat kan een voorkeurs alternatief voor de gehele ontwikkeling van het plan gebied ontwikkeld worden; de vergelijking van de alternatieven op basis van de gestelde ambities; belangrijke leemten in kennis. Het MER moet zodanige informatie bieden dat deze bruikbaar is bij het nemen van ruimtelijke beslissingen in het kader van de diverse op te stellen bestemmingsplannen, c.q. de zelfstandige projectprocedures (vrijstellingsprocedures).

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2000 | | pagina 449