Blad 6
periode tot 2010, met het accent op de periode 2001-
2004. De perspectiefnota voor de periode 2001 - 2004
is door u in het voorjaar 2000 vastgesteld.
De in de perspectiefnota vermelde operationele doelen
voor de middellange termijn zijn in de begroting
vertaald in streefcijfers voor het jaar 2001.
Omdat de begroting met een onderverdeling in
beleidsproducten veel gedetailleerder is uitgewerkt
dan de beleidsclusters in perspectief zijn ook de
doelen voor de korte termijn in de begroting veelal
op een gedetailleerder niveau uitgewerkt.
Vergelijking van de operationele doelen uit de
perspectiefnota en de prestatiecriteria uit de
begroting maakt duidelijk dat zij niet optimaal op
elkaar aansluiten. De prestatiecriteria in de
begroting zijn vaak nog teveel instrumenteel
geformuleerd, terwijl bij de perspectiefnota veelal
uitgegaan is van de te bereiken effecten. In de
begroting zal duidelijker moeten worden aangegeven
wat de relatie is tussen de activiteiten en/of
producten in de begroting en de daarmee te bereiken
effecten. In deze begroting is door enkele sectoren
het aantal beleidsproducten teruggebracht teneinde de
beleidsproducten meer op hoofdlijnen te formuleren.
Deze in het kader van het project Orion uitgevoerde
verbetering is een stap in de goede richting waarbij
het einddoel nog niet bereikt is. Met die verdere
verbetering van de begroting en de aansluiting
daarvan op de operationele doelen van de
perspectiefnota is inmiddels een aanvang gemaakt.
2.2 Sturen van ambities
Na de moeizame bezuinigingsjaren heeft de gemeente
raad op de door deze pijnlijke ingrepen ontstane
basis en geholpen door een kerend economisch tij
ingezet op de versterking van de sociaal-economische
positie van Leeuwarden. Uitdrukkelijk doel is daarbij
de kwetsbaarheid bij een kerend economisch tij te
verkleinen en de eigen kracht te vergroten. Levi 2030
en de daarop gebaseerde perspectiefnota's gaan uit
van die ambitie. Een ambitie, waarvan alle onderdelen
van gemeentelijk beleid zijn doordrongen. Dat leidt
tot spanning tussen de ambities en de middelen en
mogelijkheden. Om die spanning stimulérend en
beheersbaar te houden moet voortdurend gekozen
worden. Ambities en plannen kunnen alleen
gerealiseerd worden als ook gekozen wordt om
activiteiten te beëindigen of te verminderen. Nu veel
geïnitieerde activiteiten het moment van uitvoering
naderen en duidelijker wordt op welke bijdragen van
derden gerekend kan worden, wordt de omvang van de
noodzakelijke eigen middelen duidelijker en daarmee
Blad 7
de noodzaak om deze middelen vrij te maken.
De komende perspectiefnota 2002 - 2005 zal dan ook
moeten staan in het teken van een scherpere
prioriteitsstelling van zowel nieuw beleid als te
heroverwegen bestaand beleid.
3 ONTWIKKELINGEN FINANCIËLE STAND VAN ZAKEN
31 Inleiding
Op grond van de politieke keuzen die de raad gemaakt
heeft bij de vaststelling van de perspectiefnota, is
de begroting voor het jaar 2001 opgesteld.
In de vastgestelde versie van de perspectiefnota
2001-2004 zijn de vermelde financiële uitkomsten
reeds gecorrigeerd voor de aangenomen raadsmoties. De
perspectiefnota geeft het volgende beeld:
Meerjarenbegroting
2001
2002
2003
2004
Start positie 1.1
1756
1696
-324
1013
mutaties perspectief 2001-2004
-60
-2020
1337
965
Eindstand 31.12
1696
-324
1013
1978
Sinds het verschijnen van de perspectiefnota hebben
zich ontwikkelingen voorgedaan die van invloed zijn
op de financiële positie. Deze ontwikkelingen kunnen
in een viertal groepen worden onderverdeeld:
- nominale ontwikkelingen 3.2)
- algemene uitkering uit het gemeentefonds 3.3)
- structurele uitzettingen en inkrimpingen 3.4)
3.2 Nominale ontwikkelingen
De doorwerking van de loon- en prijsmutaties heeft
tot lagere bedragen geleid, dan bij perspectiefnota
2001 - 2004 is verondersteld. Dit leidt tot de
volgende aanpassing van de meerjarenbegroting:
Meerjarenbegroting
2001
2002
2003
2004
Nominale mutaties
240
-45
-28
-11
3.3 Algemene uitkering uit het gemeentefonds
Volgens de meicirculaire van het Ministerie van
Binnenlandse Zaken dient de raming van de
gemeentefondsuitkering neerwaarts te worden
bijgesteld met een bedrag oplopend tot 0,2 miljoen
gulden structureel over de totale beleidsperiode.