Blad 12 4.3 Hogere rentesuppletie reserves en voorzieningen De rentevergoeding over de saldi van bestemmings- reserves en voorzieningen komt grotendeels ten gunste van de algemene reserve. Op basis van de ervaring bij de jaarrekeningen van de laatste jaren is deze raming bijgesteld. 4.4 Incidentele uitzettingen en inkrimpingen Deze nieuwe incidentele uitzettingen en inkrimpingen ten opzichte van de perspectiefnota zijn nader gespecificeerd en toegelicht in bijlage III. 4.5 Ontwikkeling algemene reserve geactualiseerd Op basis van de hiervoor genoemde ontwikkelingen kan het volgende overzicht worden gegeven van de geactualiseerde verwachtingen omtrent het verloop van de algemene reserve. Ontwikkeling algemene reserve 2001 2002 2003 2004 Startpositie 1 januari (perspectief) 21335 Hogere stortingen 5793 Gecorrigeerde stand per 1 januari 27128 25529 27505 30968 Rente 1492 1404 1513 1703 Rentesuppletie reserves en voorzieningen 3000 3000 3000 3000 Onderuitputting kapitaallasten 1500 1500 1500 1500 Vermogenswinsten 300 300 300 300 Doorwerking mutaties begroting 2000 -2806 -1615 -978 Mutaties perspectief 2001 -30 337 Idem nieuw beleid incidenteel -2505 -2230 -1205 Verdeling surplus Algemene Reserve -6000 Uitzettingen en inkrimpingen (nieuw) -715 -900 -863 -1036 Structureel begrotingsresultaat 4165 180 196 467 Stand 31 december 25529 27505 30968 36902 Uit voorgaand overzicht blijkt dat in de hele beleidsperiode de algemene reserve niet daalt beneden het in het bestuursprogramma overeengekomen minimum van 15 miljoen gulden. Blad 13 5 BELASTINGEN EN HEFFINGEN 5.1 De onroerendzaakbelasting Een belangrijke eis die aan een belastingstelsel gesteld mag worden is dat de heffingsbasis vrij stabiel is. Een heffingsbasis die aan sterke veranderingen onderhevig is, zonder dat die veranderingen samenhangen met de draagkracht van de belastingplichtige veroorzaakt maatschappelijke onrust Daarvan uitgaande moeten bij de onroerendzaak belasting grote vraagtekens worden gesteld De periodieke hertaxaties voor de waarde van onroerende zaken ten behoeve van de onroerendzaak belasting veroorzaken steeds weer grote verschuivingen in de belastingdruk. Op zich is het geen probleem dat de waarde van de objecten stijgt, immers de gemeente kan de gevolgen voor de belastingplichtigen van de gemiddelde waardestijging in het belastingtarief corrigeren. Dat is onder meer bij de vorige hertaxatie ook gebeurd. Het grote probleem is echter dat de waardestijging voor de verschillende (soorten) objecten sterk uiteen loopt. Ook als de gemeente niet meer belasting ontvangt krijgt een deel van de burgers toch een fors hogere aanslag. Bij de laatste hertaxaties, inclusief de huidige, treedt er een verschuiving in de lastendruk op van niet-woningen naar woningen ofwel van bedrijven en instellingen naar burgers. Deze kan weliswaar middels tariefdifferentiatie gecorrigeerd worden. Maar ook binnen de categorieën woningen en niet-woningen treden forse verschuivingen op. Daardoor vindt er binnen de categorie woningen verschuivingen in de belastingdruk plaats van de ene burger naar de andere en binnen de categorie niet- woningen van de ene soort bedrijven naar de andere. Deze verschuivingen in lastendruk, waarvan de gemeente geen cent beter wordt, veroorzaken veel onrust, waarbij de lokale overheid toch als de grote boosdoener wordt gezien. Naast het problematiek van de lastendruk is er het probleem van de waarde-vaststellingIs er bij de woningen nog veel vergelijkingsmateriaal en zijn er voldoende waarde-indicaties vanuit de markt, bij de grotere bedrijfspanden ligt dat anders. Deze objecten zijn veel minder onderling vergelijkbaar, er wordt minder handel in gedreven en dus zijn er minder vergelijkende marktgegevens beschikbaar. Dat betekent nog al wat discussies over de waarde. Taxeren blijkt niet een erg exacte bezigheid. Daardoor nemen de bezwaren tegen de waarde vaststelling van

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2000 | | pagina 540