Blad 2
In 1996 is de Wvg gewijzigd waardoor het toepassingsbereik
van de wet is uitgebreid. De belangrijkste wijzigingen
betreffen enerzijds de verruiming van het aantal moge
lijkheden voor gemeenten om zelfstandig het voorkeursrecht
te kunnen vestigen. Anderzijds kan nu op een eerder moment
een voorstel worden gedaan aan de gemeenteraad om tijdelijk
het voorkeursrecht te vestigen, namelijk op het moment dat
er nog geen ontwerp-structuurplan of ontwerp-bestemmings-
plan ter inzage gelegd is.
Regie, anti-speculatie en maximaal kostenverhaal
Het doel van de gewijzigde Wvg is de gemeente in het kader
van de realisering van uitbreidingsplannen een betere
positie te verschaffen zodat zij haar doelstellingen ten
aanzien van grondzaken en stedelijke ontwikkeling beter kan
realiseren. Goede bouwgrond is schaars, waardoor
marktpartijen bereid zijn hoge prijzen te betalen. Dit
heeft tot gevolg dat bouwlocaties vaak onderwerp van
speculatie worden. Wanneer alle grond in handen komt van
marktpartijen, dan overheerst bij de ontwikkeling van het
plan veelal de winst die op projecten dient te worden
gemaakt. Door vestiging van het voorkeursrecht blijft de
gemeente marktpartijen een stapje voor. Het is immers de
verantwoordelijkheid van de gemeente dat ruimtelijke
plannen zo goed mogelijk worden gerealiseerd, waarbij de
kwaliteit van de gehele woon- en werkomgeving centraal
dient te staan. Daarnaast kan het voorkeursrecht bijdragen
aan het kostenverhaal van de gemeente. Dit houdt in dat
door de gemeente gestreefd wordt naar een actieve volledige
verwerving van de voor de planrealisatie benodigde gronden,
welke vervolgens door de gemeente bouwrijp worden gemaakt
en tenslotte worden uitgegeven aan derden. De gemeente kan
als eigenaar van de gronden de gemaakte kosten volledig
verhalen bij de gronduitgifte (volledig kostenverhaal is in
het geval van ontwikkeling door marktpartijen immers niet
mogelij k)
III. Wettelijke vereisten
Uitbreidingscapaciteit
De Wvg maakt het mogelijk dat een gemeente waaraan
krachtens nationaal ruimtelijk beleid of provinciaal
ruimtelijk beleid uitbreidingscapaciteit is toegekend of
gegeven, zelfstandig gronden aanwijst waarop de artikelen
10 tot en met 24, 26 en 27 van de Wvg van toepassing zijn.
Is een gemeente geen uitbreidingscapaciteit toegedacht of
toegekend dan dienen Gedeputeerde Staten vooraf een
verklaring van geen bezwaar af te geven. Het begrip
uitbreidingscapaciteit is in de Circulaire van de Minister
van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
van 19 september 1996 aan provincies en gemeenten nader
toegelicht. Uit deze circulaire komt, kort samengevat, naar
voren dat met de in artikel 2a van de Wvg bedoelde
uitbreidingscapaciteit wordt gedoeld op een taakstelling in
Blad 3
actieve of positieve zin voor een gemeente die voortvloeit
uit het beleid van Rijk of provincie. Die taakstelling moet
voor een gemeente een uitbreidingscapaciteit bevatten
waarin de gemeente individueel dan wel samen met andere
gemeenten bijdraagt aan de verstedelijking van de regio.
Daarnaast geeft de circulaire aan dat het begrip
uitbreidingscapaciteit niet beperkt is tot woningbouw, maar
dat het ook kan gaan om een uitbreidingscapaciteit voor
bijvoorbeeld bedrijvenvestiging. De rechtspraak legt het
begrip uitbreidingscapaciteit zo uit dat wanneer eenmaal
uitbreidingscapaciteit aan een gemeente is gegeven, deze
uitbreidingscapaciteit zich in beginsel uitstrekt over het
gehele grondgebied van de gemeente.
Aan de gemeente Leeuwarden is uitbreidingscapaciteit
toegedacht zowel op basis van rijksbeleid (onder meer
kenbaar uit de Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening
Extra van december 1993 en Het Grote Steden Beleid van het
Rijk) als op basis van provinciaal ruimtelijk beleid (zoals
opgenomen in het Streekplan Friesland 1994 en het vervolg
hierop het Ontwikkelingskader Leeuwarden 2030 vastgesteld in
oktober 1998 en zoals verwoord in de brief van het College
van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslan gericht aan
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente
Leeuwarden, van 25 mei 1999 met het kenmerk MO/99-22212/B3)
De provincie heeft gesignaleerd dat de structurele en
langdurige werkloosheid niet los te zien is van de
eenzijdige economische structuur van Leeuwarden en de
aansluitende regio. Verbreding van het economisch draagvlak
is noodzakelijk om de kwetsbaarheid te verminderen. De
nieuwe bedrijvigheid is van doorslaggevend belang wanneer
zij leidt tot een breder aanbod. De verbreding van het
economisch draagvlak vindt op regionaal niveau vooral plaats
in het kader van de Westergo-Zone. In het Streekplan van de
provincie Fryslan wordt aangegeven dat Leeuwarden voldoende
bedrijfsterreinen in voorraad beschikbaar moet hebben. Veel
gewicht wordt onder andere toegekend door de Provincie aan
de ontwikkeling van de spoorzone binnen Leeuwarden. De
voorliggende plannen van de gemeente Leeuwarden passen
uitstekend bij de ruimtelijke wensen van de provincie.
Huidig gebruik en toekomstige bestemming
Alleen gronden waarvan het huidig gebruik afwijkt van de
toekomstige bestemming, welke bestemming niet agrarisch mag
zijn, komen voor een aanwijzing in aanmerking. Het huidige
gebruik en de toekomstige bestemming zijn, volgens de
wetsgeschiedenis en de rechtspraak, eveneens van elkaar
afwijkend als de toekomstige bestemming intensiever is.