1
Toelichting bij de verordening voor de controle
op de administratie en op het beheer van vermogenswaarden
Algemeen
De Gemeentewet schrijft in artikel 213, lid 1 voor dat de
raad een verordening vaststelt met betrekking tot de
controle op de administratie en op het beheer van
vermogenswaarden van de algemene dienst en van de takken
van dienst. De tekst van deze verordening is gebaseerd op
de eisen die de Gemeentewet stelt.
Daarnaast sluit de verordening aan op:
- de vastgestelde structuur van de ambtelijke
organisatie, vastgelegd in de Algemene
organisatieverordening 1995;
- de Beheersverordening Leeuwarden 2000.
Cons iderans
Controle is inherent aan goed beheer (van de gemeente-
financiën)De raad en het college van burgemeester en
wethouders dienen regelmatig te worden geïnformeerd over de
betrouwbaarheid van de aan hen verstrekte informatie over
de uitvoering van door of vanwege hen verstrekte opdrach
ten. De beheersbaarheid van rechtmatigheid en van doel
matigheid is rechtstreeks gerelateerd aan de werking van de
controlling. De werking van de in dit kader genomen
maatregelen en gehanteerde instrumenten blijkt uit de
verstrekte informatie. Aan de betrouwbaarheid van deze
informatie dienen hoge eisen te worden gesteld.
Het belang van aantoonbaar betrouwbare informatie is
gelegen in de grondslag die deze informatie vormt voor te
nemen beslissingen. Onbetrouwbare informatie geeft geen
goed beeld van de werkelijkheid en ondergraaft daarmee de
deugdelijkheid van de besluitvorming.
Er bestaat dan ook een nauwe relatie tussen de doelstelling
van deze verordening en die van de Beheersverordening
Leeuwarden 2000. Daarnaast dient informatie verstrekt in
het kader van het afleggen van verantwoording over het
beheer van nature te voldoen aan eisen van betrouwbaarheid.
De controle dient zich, conform artikel 213, lid 1 te
richten op de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de
administratie en van het beheer van vermogenswaarden.
De controle dient te worden opgedragen aan één of meer
accountants als bedoeld in artikel 393, eerste lid van Boek
2 van het Burgerlijk Wetboek.