Blad 6
Artikel 4 geeft een opsomming van het bestaande beleids- en
beheersinstrumentarium.
Artikel 5 regelt een aantal aspecten met betrekking tot de
administratie. Lid 3 noemt een aantal eisen waaraan de
administratie moet voldoen om daarmee de bruikbaarheid van
de administratie voor de genoemde doelen te verzekeren. In
lid 4 is de aansluiting van de wijze van het voeren van de
administratie op de vereisten van de gemeentelijke comptabi-
liteitsvoorschriften geregeld.
Artikel 6 behandelt de controlling dat gericht is op de
waarborging van de doelmatigheid. Tevens wordt in dit
artikel de relatie tot uitdrukking gebracht met de admini
stratieve organisatie. Deze laatste dient een adequate
informatieverzorging omtrent de werking van de controlling
te waarborgen.
Artikel 7 geeft in lid 1 aan welke functionarissen door het
college worden aangewezen.
Onder functionele leiding (lid 3) dient te worden verstaan
dat de concerncontroller aanwijzingen kan geven aan bedoelde
functionarissen over de wijze waarop deze hun werkzaamheden
dienen uit te voeren.
De bevoegdheid beperkt zich tot de administratieve orga
nisatie, de controlling en de informatieverzorging. Dit voor
zover deze betrekking hebben op de gemeente als totaliteit
of voor zover aangelegenheden op het niveau van de
organisatie-eenheid consequenties hebben voor het func
tioneren van de concerncontroller.
Belangrijk aspect daarbij is dat zowel op het gemeentelijk
als op het niveau van de organisatie-eenheid tijdig rele
vante en betrouwbare informatie beschikbaar is voor de
sturing en de beheersing van de processen en de activiteiten
en voor de waarborging van de doelmatigheid.
In dit kader regelt lid 4 het belangrijke periodieke overleg
tussen concerncontroller en de dienstcontrollers
Artikel 8 geeft een opsomming van taakgebieden van de
concerncontroller. De concerncontroller opereert onder de
verantwoordelijkheid van de algemeen directeur en rappor
teert als zodanig ook aan hem. Voor de in de verordening
opgedragen taken, kan de concerncontroller zich bij verschil
van inzicht met de algemeen directeur rechtstreeks wenden
tot het college van burgemeester en wethouders.
Voorts ontheft het functioneren van de concerncontroller het
college en de directeuren van de organisatorische eenheden
niet van hun eigen verantwoordelijkheid. Noch kan de
concerncontroller zich verschuilen achter het feit dat taken
die zijn verantwoordelijkheidsgebied regarderen, worden
Blad 7
verricht door functionarissen die niet onder zijn hiërar
chische verantwoordelijkheid vallen.
Het functioneren van de concerncontroller is in belangrijke
mate afhankelijk van de gegevensaanlevering door de
controllers van de organisatorische eenheden. Op basis van
hun informatie, mede ook als antwoord op zijn vragen,
verdeelt de concerncontroller deze gegevens tot informatie
voor het bestuursniveau.
Lid 6 is bedoeld als ontsnappingsclausule. Indien de
concerncontroller van mening is dat zijn opvattingen onvol
doende tot uitdrukking komen in aan het bestuur te zenden
verantwoordingen en andere stukken, dan moet en kan de
concerncontroller op grond van dit lid toch zijn visie naar
voren brengen en daarmee recht doen aan zijn verantwoorde
lij kheden
Artikel 9 regelt op overeenkomstige wijze het functioneren
van de dienstcontroller bij een organisatie-eenheid.
Artikel 10 regelt de plicht tot informeren, zodat iedere
functionaris in het ambtelijk apparaat tot een goede uitvoe
ring van zijn taken kan komen en zijn verantwoordelijkheid
kan dragen.
Artikel 11 geeft nadere regels voor het opstellen van de
begroting en rekening. In lid 3 is aangegeven dat de
concerncontroller het voortouw neemt bij de opstelling van
planningen hiervoor en dat dit gebeurt na overleg met de
andere betrokken functionarissen.
Artikel 12 geeft de procedure weer voor het verlenen van
decharge aan het ambtelijk apparaat. Dit gebeurt door een
jaarlijkse schriftelijke verantwoording aan het college.