Blad 18
dit van veel instellingen ook een omschakeling m.b.t. de
eigen werkwijze. Daarbij komt enerzijds de
professionaliteit van de instellingen in beeld en
anderzijds de bedrijfsvoering. Professionaliteit die zich
uit in het vermogen om bij basisvoorzieningen in termen van
te verlenen diensten en/of producten, kwaliteit en
beschikbaarheid te denken en bij achterstandsbestrijding
ook het werken met begrippen als hoofdaannemerschap en
netwerken gestalte te geven. Vanzelfsprekend is het in
eerste instantie de eigen verantwoordelijkheid van de
instellingen om in te spelen op deze veranderende eisen.
Maar ook de gemeente heeft belang bij het welslagen van
deze veranderingsslag en de termijn waarop instellingen dit
weten te realiseren. Immers professionele instellingen die
in staat zijn het LSB naar onze eisen uit te voeren en in
staat zijn door een adequate bedrijfsvoering dit in voor
ons zichtbare resultaten te vertalen, zijn bepalend voor
(de snelheid van) ons succes. Een aantal instellingen zal
binnen de eigen begroting voldoende ruimte vinden om de
gewenste veranderingen te realiseren. Anderen zullen dit
slechts in beperkte mate weten te doen. Het succesvol
uitvoeren van ons Lokaal Sociaal Beleid is gebaat bij
sterke partners, investeren in deze partners is óók in het
belang van de gemeente.
De uitgangspunten van ons Lokaal Sociaal Beleid brengen met
zich mee dat er met de te investeren bedragen bij
instellingen ook meetbare resultaten worden verkregen. In
een aparte regeling zullen de criteria en procedures voor
het gebruik van deze gelden worden vastgelegd. Deze
regeling zal vanzelfsprekend aan de Raad worden voorgelegd.
De investering van f 1 min in de professionalisering van de
welzijnsinstellingen staat niet op zichzelf. Het rijk heeft
voor verschillende beleidsterreinen budgetten beschikbaar
gesteld, die het mogelijk maken om ook beleidsmatig door
te werken aan het lokaal sociaal beleid. In het
onderstaande wordt die inzet beschreven:
In relatie tot de in de perspectiefnota genoemde f 1 min.
inzet gemeentelijke middelen kunnen de volgende
rijksmiddelen in beeld worden gebracht:
Dij kstal
f 570.000,- voor maatschappelijke opvang.
Onderwijs Kansen Plan:
f 525.000,- t.b.v. onderwijskansenaanpak voor 3 scholen
primair onderwijs;
f 81.000,- t.b.v. coördinatie van het lokale
onderwij skansenbeleid
Vroeqschoolse signalering:
f 1,3 min. voor de hele regio, waarvan f. 174.000,--
bestemd voor Leeuwarden.
Blad 19
W.I.W.-middelen (in totaal):
f 6,1 min. scholing en activering;
f 1,0 min. idem, t.b.v. gehandicapten;
f 2,0 min. sluitende aanpak reïntegratiebeleid;
f 5,6 min. uitvoeringskosten (vast bedrag);
f 7,5 min. idem, z.g. trekkingsrecht (400 x f. 18.700,-);
f 27,3 min. ID-regeling (v.h. Melkert I).
Voor en Vroeqschoolse Educatie (WE)
f 1.204.152,specifieke uitkering, waarvan:
f 231567, 68 in 2000;
f 602075,97 in 2001
f 370.508,35 in 2002.
f 95.106,-- t.b.v. investering in ICT (2000)
f 38.376,t.b.v. aanschaf VVE-methoden en materialen
(2000)
Opmerking
Vorenstaande opsomming is exclusief de extra middelen voor
cultuur en sport, als bijvoorbeeld de z.g. matchingsgelden
van rijk en provincie (zie cultuurnota)
Er zijn circa 30 instellingen die een beroep kunnen doen
op dit budget. Dit betekent, dat gemiddeld een bedrag van
plm. f 33.000,- per instelling beschikbaar is.
Kwij tscheldingsbeleid
In de Perspectiefnota 2002-2005 is aangegeven dat er met
ingang van 2001 een structurele uitzetting van f 100.000,-
is ontstaan op de kwijtscheldingen van gemeentelijke
heffingen
Als toelichting bij deze uitzetting is in de tekst
aangegeven dat de stijging veroorzaakt zou zijn door een
hoger aantal kwijtscheldingen (volume-effect) en anderzijds
door hogere gemeentelijke heffingen (prijseffect) De
verhouding tussen het volume- en het prijseffect is in de
tekst van de Perspectiefnota niet ingevuld. Deze gegevens
zijn nu wel beschikbaar. Hieruit blijkt dat het aantal
kwijtscheldingen voor 1999, 2000 en 2001 aan het dalen is.
Er is derhalve sprake van een afname negatief volume
effect) Hierdoor is de onderuitputting van het budget in
de voorgaande jaren ontstaan. Deze onderuitputting is
ingezet als invulling van de taakstelling uit de
Perspectiefnota van voorgaand jaar.
Ondanks het negatieve volume-effect is de hoogte van het
totale bedrag aan kwijtscheldingen in 2000 ten opzichte van
1999 met meer dan f 100.000,- toegenomen. Deze toename kan
alleen worden verklaard uit een prijseffect. Dit
prijseffect heeft voornamelijk te maken met de nieuwe
berekeningsystematiek van de Onroerend Zaak Belasting (OZB)
waarin nu ook de rioolretributie (en de kwijtschelding
daarvan) is betrokken. Aangezien er nu dus sprake is van