3.3 FYSIEKE PIJLER
3.2.3.2 Beleidsontwikkelingen
Bij de Perspectiefnota 2000 zijn middelen toegekend voor de eerste fase
van de actualisatie bestemmingsplannen, dat wil zeggen het herzien van
verouderde bestemmingsplannen en tegelijkertijd het aantal vigerende
plannen drastisch terugbrengen. Begin 2000 is een Plan van Aanpak
opgesteld voor deze actualisatieslag en verder is dat jaar begonnen met de
planherziening voor de eerste twee gebieden. Om een doorgaand proces te
krijgen van de actualisatie van de bestemmingsplannen zou de komende
drie jaar over incidentele middelen beschikt moeten kunnen worden, en
voor het actueel houden zou daarnaast een structurele post beschikbaar
moeten zijn. In het wegingsproces stellen wij u voor om nu de structurele
middelen beschikbaar te stellen waaruit samen met de bestaande
middelen voorlopig ook een begin gemaakt moet worden voor de tweede
fase van de actualisering.
3.3.1 Bereikbaarheid
3.3.1.1 Strategische en operationele doelen (MOP)
Strategisch doel:
Het waarborgen van de bereikbaarheid van de stad binnen beheersbare
milieu-effecten en het bevorderen van de verkeersveiligheid.
Operationele doelen
De toename van de gemiddelde reistijd in het stadsgewest in 2010 zal 39% zijn
in plaats van 88%.
De groei van het aantal autokilometers in het stadsgewest in 2010 zal beperkt
worden tot 37% in plaats van de voorspelde autonome groei van 43%.
De groei van het aantal verkeersslachtoffers zal in 2010 beperkt worden tot
19% in plaats van 25%.
In 2010 zal het doorgaande verkeer in Leeuwarden, ondanks de fors groeiende
automobiliteit, net als nu nog steeds 4% uitmaken van het totale verkeer.
Het goederenvervoer via water en rail neemt in 2010 een half miljoen ton over
van vervoer via de weg.
Het aandeel in het totale aantal verplaatsingen per fiets en openbaar vervoer
gezamenlijk zal in 2010 toenemen met 2% (tot 39% van alle verplaatsingen) in
plaats van een daling met 6% (tot 31% van alle verplaatsingen).
In 2010 doet 60% van de bedrijven met meer dan 50 werknemers aan
vervoermanagement en van de overige bedrijven is dit 20%.
Verhoging van de kostendekkingsgraad in de stadsbusdienst van 27% in 1998
naar minimaal 35% in 2004.
3.3.12 Beleidsontwikkelingen
Nadat in 1998 voor dat jaar middelen beschikbaar gesteld zijn, zijn in 1999
de eerste deelrapporten verschenen van het Gemeentelijk Verkeers- en
Vervoerplan (GWP). In het GWP wordt het verkeers- en vervoerbeleid van
de gemeente tot en met 2015 neergelegd met een doorkijk naar 2025. De
thema s die aan bod komen zijn autostructuur, openbaar vervoer, flets,
parkeren en flankerend beleid. Het GWP zal daarnaast bestaan uit een
lijst van maatregelen, die geprioriteerd zijn. Tevens zijn de kosten van de
maatregelen opgenomen. In oktober/november 2001 zal er besluitvorming
plaats vinden over het GWP.
34
PERSPECTIEFNOTA 2002 - 2005
De aanleg van de Haak om Leeuwarden is van cruciaal belang niet alleen
voor de totale ontwikkeling van de stad, maar ook voor de totstandkoming
van het project Leeuwarden-Zuid. In 1999 heeft de verkenningenstudie
plaatsgevonden. In 2000 heeft de noordelijke directie van Rijkswaterstaat
samen met de provincie en de gemeente een verdieping van de
verkenningenstudie uitgevoerd. In deze verdiepende verkenningenstudie is
gekeken naar de mogelijkheden om de aanleg te faseren in tijd en qua
vorm en mogelijke fïnancieringsvormen. De Minister van Verkeer en
Waterstaat heeft het voornemen om opdracht te geven voor het uitvoeren
van een planstudie (MER/tracéstudie) voor de Haak (Hemriksein -
Marssum). In deze studie zal het exacte tracé en de uitvoeringsvorm
worden bepaald. Deze aanleg zal naar alle waarschijnlijkheid gefaseerd
geschieden; het gedeelte Hemriksein-Werpsterhoek-Boksum zou in dat
geval rond 2006-2008 kunnen zijn aangelegd, en het gedeelte Boksum-
Marssum rond 2010-2015.
In het SIOF zijn onder het kopje "hoofdinfrastructuur" middelen
gereserveerd. Als meer middelen uit het SIOF nodig zijn dan zal daarvoor
de gebruikelijke procedure gevolgd worden.
3.3.2 Woningmarkt
3.3.2.1 Strategische en operationele doelen (MOP)
Strategisch doel:
Het creëren van een evenwichtige, concurrerende woningmarkt met een
voldoende kwantitatief, maar vooral kwalitatief en gedifferentieerd aanbod
van woningen en woonomgevingen.
Operationele doelen
Voor de periode 1999 - 2010:
Realisatie van in totaal 8.400 nieuwbouwwoningen, met de nadruk op
middeldure en dure koopwoningen, waarvan ongeveer 14 in de bestaande stad
wordt gerealiseerd en de rest in uitleglocaties.
De verhouding koop huur voor woningen verandert van 5,1 4,9 (in 1998)
naar 6 4 in 2010.
Van het totaal aantal huishoudens neemt het aandeel huishoudens met
midden- en hoge inkomens toe (in 1998: 44,5 volgens het CBS - midden- en
hoge inkomens: inkomens f 36.850,—, incl. studenten en bevolking in
inrichtingen, instellingen en tehuizen) tot 44,7% in 2003.
Voor de periode 2000 tot en met 2004:
Afname van het aantal huurwoningen door sloop met 1.000 a 1.750.
Afname van het aantal huurwoningen door verkoop met 1.500 a 1.700.
Toename van het aantal huurwoningen door nieuwbouw met 500 a 800.
Afname van het aantal koopwoningen door sloop met 100.
Toename van het aantal koopwoningen door verkoop van huurwoningen met
1.500 a 1.700.
Toename van het aantal koopwoningen door nieuwbouw met 3.400 a 4.100.
Er zijn in ca. 50-55 winkel-/bedrijfspanden op leegstaande bovenverdiepingen
ca. 100-120 woningen gecreëerd.
In de historische binnenstad behoort meer dan de helft van de nieuw te
bouwen of te creëren woningen tot het duurdere marktsegment.
Er zijn 200 particuliere woningen verbeterd.
90 van alle nieuwbouwwoningen waarbij de gemeente is betrokken, voldoen
aan het nationaal pakket Duurzaam Bouwen.
80% van alle renovaties van woningen waarbij gemeenschapsmiddelen zijn
betrokken, voldoen aan het nationaal pakket Duurzaam Beheer.
Nieuwe woonlocaties worden ontwikkeld volgens de VNG-lijst voor Duurzame
Stedenbouw.
35
PERSPECTIEFNOTA 2002 - 2005