Blad 6
2.3. Praktijkontwikkelingen
De "voorzieningenmarkt" ontwikkelt zich voortdurend. Er
komen nieuwe voorzieningen bij, bestaande voorzieningen
worden technisch geavanceerder. De vraag van gebruikers
gaat steeds meer de ontwikkelingen meebepalen.
De opzet van het oude Verstrekkingenboek is niet flexibel
genoeg om in te kunnen spelen op dergelijke ontwikkelingen.
Het nieuwe ontwerp is zodanig geschreven dat het makke
lijker actueel te houden is. Daarnaast geeft het beter
inzicht, zowel voor klanten als voor uitvoerders, in de
wijze waarop de gemeente de zorgplicht invult.
2.4. Gemeentelijke evaluatie
Bij de gemeentelijke evaluatie, begin 1999, was één van de
conclusies dat de huidige stand van zaken (financieel en
wat betreft uitvoering) met betrekking tot de Wvg een goed
uitgangspunt zou vormen om de discussie aan te gaan over
het voorzieningenniveau in Leeuwarden. Uitgangspunt bij
eventuele aanpassingen van het verstrekkingenbeleid was het
huidige niveau van voorzieningen en verstrekkingen. Op
onderdelen is verruiming van het voorzieningenniveau
mogelijk. Het is zelfs mogelijk eigen bijdragen af te
schaffen. Een en ander is overeenkomstig de toezeggingen
zoals wij die bij de behandeling van de Perspectiefnota
2000-2003 op 31 mei 1999 hebben gedaan.
In mei 2000 hebben wij reeds met de Commissie Welzijn in
oriënterende zin een aantal voorstellen ter verruiming van
het verstrekkingenbeleid besproken. De commissie oordeelde
positief over de gedane voorstellen. Vanuit de commissie
zelf werden ook nog enkele suggesties ten aanzien van het
beleid gedaan. De voorstellen en suggesties worden hierna
uitgewerkt. Zoals in de inleiding gezegd vormen deze
voorstellen een samenhangend geheel.
2.4.1. Verhogen verhuiskostenvergoeding
Het primaat in het gemeentelijke beleid ten aanzien van
woonvoorzieningen ligt bij de verhuis- en inrichtings
kosten. Een knelpunt, aangegeven vanuit de doelgroep zelf,
is echter de hoogte van de forfaitaire vergoeding. Mede
naar aanleiding van deze signalen hebben wij bij de vast
stelling van de evaluatienotitie Wvg in 1999 de toezegging
gedaan deze vergoeding te willen verhogen van f 4.000,-
1.815,-) naar f 6.000,- 2.323,-). Over de afgelopen
3 jaar bedroeg het gemiddelde aantal verleende verhuis
kostenvergoedingen 60 per jaar. De verhoging van dit bedrag
is geregeld in artikel 2.1, lid 1 van het Besluit
financiële tegemoetkomingen. Overigens is er geen sprake
van dat mensen gedwongen worden te verhuizen. In hoofdstuk
2, paragraaf 2 en 3 van het Verstrekkingenboek zijn
criteria genoemd die gehanteerd worden bij de afweging of
iemand zou moeten verhuizen of in aanmerking komt voor een
aanpassing in de huidige woning. Hierbij worden sociale
Blad 7
aspecten en woonlastenconsequenties meegewogen. Het bedrag
van de verhuiskostenvergoeding is in het Besluit financiële
tegemoetkomingen gehandicapten geregeld, artikel 2.1,
lid 1.
2.4.2. Afschaffing inkomensgrens collectief Wvg vervoer
De huidige verordening biedt de mogelijkheid aan mensen die
geïndiceerd zijn voor het collectief vervoer om in plaats
van een collectief vervoerspas te kiezen voor een finan
ciële vergoeding.
Na het aflopen van een overgangsregime van AAW naar Wvg in
1996 heeft uw raad uitdrukkelijk tot deze keuzemogelijkheid
op het gebied van vervoersvoorzieningen besloten.
In de huidige verordening is een inkomensgrens gesteld
(1,5 x bijstandsniveau) waarboven men niet in aanmerking
komt voor deze voorziening. Het is een bevoegdheid van de
gemeente om al dan niet inkomensgrenzen te stellen.
Jaarlijks vindt een inkomenstoets plaats om voortzetting
van de voorziening te beoordelen.
Aanvankelijk koos een groot deel van de geïndiceerden voor
de forfaitaire financiële vergoeding. In de loop van de
tijd is er een grote verschuiving te zien naar de keuze
voor een vervoerspas
In totaal zijn er op dit moment ruim 2.500 mensen
geïndiceerd voor collectief vervoer, waarvan ongeveer 1.500
kiezen voor de vervoerspas. Het is veruit de meest toege
kende voorziening.
Het afschaffen van de inkomensgrens voor diegenen die
kiezen voor het collectief vervoer zal leiden tot extra
instroom. Daar tegenover staat dat er op uitvoeringskosten
kan worden bespaard omdat financiële hercontrole niet meer
nodig is.
Voor diegenen die kiezen voor een financiële vergoeding
blijft de inkomensgrens bestaan. De financiële vergoeding
is in 1996 op f 1.500,- 681,-) bepaald. Er heeft daarna
geen indexering van dit bedrag plaatsgevonden. In de
commissie is door diverse partijen aangegeven dat
indexering van dit bedrag wenselijk zou zijn. Er zijn geen
duidelijke argumenten aan te geven om de forfaitaire
vervoerskostenvergoeding niet te indexeren. Voor een
bepaalde groep Wvg-gebruikers vormt deze voorziening een
adequate bijdrage in de vermindering van mobiliteits
problemen, voorgesteld wordt daarom om aan te sluiten bij
het algemene beginsel om bedragen jaarlijks automatisch te
indexeren. Geïndexeerd vanaf 1996 bedraagt de vergoeding nu
f 1.631,- 740,-). In hoofdstuk 3 van de verordening is
deze vervoersvoorziening geregeld.