O
X
0%
Hoe hoger het inkomen, des te geringer het aandeel van de woonlasten. Dat is de
conclusie die logischerwijs uit de bovenstaande grafiek kan worden getrokken. Van alle
huishoudens met een besteedbaar inkomen van 1.000 of minder per maand, besteed
bijna 80% meer dan 405 van het inkomen aan woonlasten. Bij inkomens tussen de
2.500 en 3.000 wordt gemiddeld slechts 13% van het besteedbaar inkomen aan
woonlasten besteed. De gemeente streeft ernaar dat in 2001 nog maar 75% van de huis
houdens met een besteedbaar inkomen van 1.000 of minder zo grote woonlasten heeft.
De genoemde gegevens zijn afkomstig uit de wijksignaleringsenquête.
44ftrc liiJïutiK nil wniastuinuidii-lCf/oMiiltt ii<-Jimi(iur\unu«ule
liTuiihiitimlitsiiukn)
acp/o
m
m
jaa-
'-'beSridwak stuiefinrderirg woidcxdrickitkrnig wd ^bijstand ^pensioai'A^VMJr Sardaeirknïtaiim
Uit de grafiek blijkt dat met name studenten relatief hoge woonlasten kennen. Het
besteedbare inkomen van deze groep is relatief klein (studiefinanciering). Daamaas
hebben ook de huishoudens die afhankelijk zijn van een uitkering relatie va er oge
woonlasten. Van de huishoudens met betaald werk besteed slechts 10 /o meer an o
van het inkomen aan wonen.
43 Pere. huishoudens met woonlasten meer dan 40% van het inkomen (naar besteedbaar
inkomen per imd.)
100%
90%
80%
70%
o 60%
50%
4)
V
a 40%
30%
20%
10%
1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 200» 2005
jaar
o tot f 1000,- fl000,--f1800,- B n800,--12000,- P f2000,--12250,- 0 12250,-- f2500,- a 12500,- - f3000,-
35
lOCP/o"
9CP/o"
0
m
L 4CP/o
1997 1998 1999 2000 3301 2002 ZXB ZDt 2005
36