Blad 2 De hoofdaannemer koopt vervolgens de benodigde traject activiteiten in bij die instellingen die deze activiteit als kerntaak aanbieden. Voor een deel werkt de gemeente Leeuwarden hier al met commerciële hoofdaannemers waar de gemeente een contract mee afsluit. Een deel van de trajectactiviteiten koopt de hoofdaannemer vervolgens ook al op basis van contracten in bij verschillende leveranciers. Complexer wordt het als de hoofdaannemer zich voor bepaalde activiteiten moet wenden tot de instellingen die deze activiteit tot nu toe als (deel van de) basisvoorziening aanboden. Voorbeeld: Een instelling levert al jarenlang als basisvoorziening scholingsactiviteiten. Sinds kort zijn we in staat in deze overeenkomst het aantal plaatsen te benoemen. Daarmee lijkt het alsof we de kwantitatieve omvang van de basisvoorziening hebben vastgesteld. In het kader van de achterstandsbestrijding is het noodzakelijk om een deel van deze plaatsen te reserveren voor hen die in het kader van een individueel trajectplan ook een scholingsvraag kennen. Op het eerste gezicht neemt nu het aantal plaatsen bestemd voor de basisvoorziening af. Dat is slechts optisch bedrog omdat op de totale bevolking het totale aantal plaatsen gelijk blijft. Echter een deel van de plaatsen wordt specifiek ingezet voor een specifiek aantal bewoners in het kader van en trajectplan. Wel kan het zo zijn dat als gevolg van het aanwijzen van deze plaatsen en het stellen van eisen aan het moment van beschikbaarheid er consequenties zijn voor de overige plaatsen. Met name in situaties waar nu al wachtlijsten zijn kan dit leiden tot langere wachtlijsten dan voorheen. In die situatie zal de Gemeenteraad zich dan weer moeten uitspreken over de aanvaardbaarheid van wachtlijsten en de omvang ervan in het kader van het vaststellen van aard en omvang van de basisvoorziening en de daaraan te stellen kwaliteitseisen Dit voorbeeld laat zien dat de veranderingen soms tot enige gewenning moet leiden bij de betrokken instellingen maar hier en daar ook voor behoorlijke misverstanden kan zorgen en in ieder geval het nodige huiswerk met zich meebrengt voor de verschillende partijen. In deze situatie zal er eerst nader bepaald moeten worden welk deel van de basisvoorzieningen moeten worden 'afgezonderd' en ten behoeve van de achterstandsbestrijding worden ingezet. Vooralsnog gaat het om het 'oormerken' van activiteiten bij de instelling die deze activiteit ook als basisvoorziening levert. 2. Uitgangspunten Om pragmatische en praktische redenen hebben we ons op het standpunt gesteld dat het ondoenlijk is om het geheel van basisvoorzieningen en achterstandsbestrijding qua aard en Blad 3 omvang in een eenmalige operatie vast te stellen. Er bestaan eenvoudig geen landelijk betrouwbare, vergelijkbare en/of voldoende valide gegevens om dit verantwoord te kunnen doen. Aangezien het LSB een traject is waarbij er ook 'onderweg' nog het nodige moet worden uitgezocht is er ook hier gekozen voor een praktische benadering. We hebben nu eenmaal een aantal uitgangspunten nodig om aan de slag te kunnen gaan. Als we ons kunnen verenigen op het gegeven dat de bestaande situatie ons vertrekpunt is dan levert dat de volgend uitgangspunten op: 1. de basisvoorziening datgene is wat het nu is minus datgene wat nodig is voor de achterstandsbestrijding; 2. bepalend is verder dat de aard en omvang van de huidige basisvoorzieningen voor een deel in de bestaande kadernota's wordt beschreven. 3. bij nog op te stellen kadernota's m.b.t. basisvoorzieningen zal expliciet de aard en omvang worden vermeld. In een later stadium zullen ook de budgetten die hiermee gemoeid zijn worden overgeheveld naar de hoofdaannemer opdat hij ook daadwerkelijk contracten met de verschillende leveranciers kan afsluiten. Daaraan vooraf gaat dan nog de discussie die moet bepalen wat de aard en omvang van de betreffende basisvoorziening is en tegelijkertijd door hoofdaannemers vast te laten stellen wat specifiek bestemd is voor de achterstandsbestrijding Samenvattend het LSB kent in zijn uitvoering nog een groot aantal aspecten die, al dan niet in samenspraak met de instellingen, nog verder uitgewerkt moeten worden alvorens we kunnen spreken van een volledige implementatie. Enerzijds is dit een gevolg van het gekozen model om al werkende weg de zaken ter hand te nemen, anderzijds zijn we verplicht in het kader van wettelijke, bestuursrechtelijke en morele regelingen en opvattingen om zorgvuldig en weloverwogen de veranderende relatie met de instellingen gestalte te geven. 3De planning en controlcyclus Bij de begrotingsbehandeling wordt in feite het financiële kader vastgesteld waarbinnen de gemeente moet opereren als het gaat om de financiële aard en omvang van de overeenkomsten met de instellingen. Deze werkwijze past binnen de openbaarheid van bestuur en is qua timing onderdeel van onze planning en control cyclus waar begrotingen in het najaar worden vastgesteld. Vanuit de positie van onderhandelaar namens de gemeente is deze werkwijze niet altijd even optimaal. Immers iedere instelling weet op voorhand al wat er geldelijk beschikbaar is gesteld in de begroting. De instelling weet daarmee dat onderhandelen over het verkrijgen van méér middelen weinig kans op succes biedt. Daar staat tegenover dat er tot nu toe geen noodzaak is voor de instelling om in financieel

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2001 | | pagina 189