Blad 6 Op 11 september 2000 heeft uw Raad bij de vaststelling van de richtlijnen voor het opstellen van het MER besloten de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het MER te dele geren aan ons college. Op 20 maart 2001 hebben wij vervolgens besloten het 'Milieu-effectrapport woon- en werkgebied Leeuwarden-Zuid', inclusief bijbehorend bijlagenrapport en samenvatting (MER) te 'aanvaarden' en in de inspraak te brengen, samen met het vrijstellingsverzoek planfase Techum en het Ontwikkelingsplan Leeuwarden-Zuid. Dit besluit is, samen met de onderliggende documenten, ter kennis gebracht van de Commissie Stadsontwikkeling op 10 april 2001. Met het 'aanvaarden' van het MER hebben wij feitelijk geoordeeld dat het MER voldoet aan de richtlijnen zoals vastgesteld door uw Raad op 11 september 2000 en verklaard dat het MER voldoende van kwaliteit is om besluiten waarvoor het MER is opgesteld te kunnen nemen (zijnde nadere besluitvorming betreffende ruimtelijke plannen in Leeuwarden-Zuid) Het MER zal telkens, indien sprake is van "een ruimtelijk plan dat als eerste in de mogelijke bouw/aanleg (van een deel van Leeuwarden-Zuid) voorziet"moeten worden betrokken bij de beoordeling/afweging. Het beslissend orgaan zal daarbij steeds moeten beoordelen of het MER voldoende informatie biedt om tot vaststelling van het ruimtelijk plan over te gaan. Zoals al eerder genoemd is het Ontwikkelingsplan Leeuwarden-Zuid geen formeel wettelijk plan, zoals een vrijstelling ex artikel 19 WRO of een bestemmingsplan. Echter omdat het Ontwikkelingsplan een ruimtelijk beleidskader schept en tevens de ruimtelijke onderbouwing verschaft voor het vrijstellingsverzoek planfase Techum is het Ontwikkelingsplan Leeuwarden-Zuid getoetst aan het MER. Indien uw Raad besluit tot vaststelling van het bijgevoegde Ontwikkelingsplan Leeuwarden-Zuid, dan neemt u daarmee impliciet het besluit dat u het onderliggende milieu effectrapport van voldoende kwaliteit acht en dat het voldoende informatie bevat om het Ontwikkelingsplan Leeuwarden-Zuid te kunnen vaststellen. 3 2 Inhoud van het milieu-effectrapport Het MER start met een toelichting van het kader waarbinnen het MER is opgesteld. Vervolgens wordt een beschrijving gegeven van de huidige situatie, de gevoeligheden en de potenties van het plangebied. Dit is gedaan voor de thema's bodem en water, ecologie, landschap, cultuurhistorie en archeologie, verkeer en vervoer en woon- en leefmilieu. Blad 7 Conform de richtlijnen zijn vervolgens vier scenario's opgesteld voor de (mogelijke) ontwikkeling van Leeuwarden- Zuid, aan de hand van in omvang oplopende (bouw) programmas De scenario's zijn uitgewerkt in zogenaamde meest milieu vriendelijke alternatieven (MMA's). Dit betekent dat de meest milieuvriendelijke invulling (als eindsituatie) bij het betreffende bouwprogramma is geformuleerd. Bij het formuleren van de MMA's is uitgegaan van ambities, deels gebaseerd op bestaand beleid, merendeels vanuit de gevoeligheden en potenties in het plangebied. Vervolgens zijn de (milieu-effecten van de verschillende MMA's in kaart gebracht. Uit de effectvergelijking blijkt dat de milieugevolgen bij het omvangrijker worden van de bouwprogramma's negatiever worden. De conclusie is dat de meest negatieve gevolgen met name optreden in MMA3 en MMA4 omdat in deze MMA's ook de meest gevoelige, meest waarde volle gebieden bebouwd worden. In het MER is een planalternatief geformuleerd. Hierbij is uitgegaan van een bouwprogramma dat het dichtst het programma en de ambities van de Contourennota Leeuwarden- Zuid benadert (deels nader uitgewerkt in het Ontwikkelings plan Leeuwarden-Zuid). Onderzocht is op welke wijze tot het planalternatief kan worden gekomen, wanneer uitgegaan wordt van doorgroei MMA's. Hiertoe worden de MMA's beschouwd als faseringsmomenten, in plaats van eindsituaties. Hoofdstuk 9 van het MER beschrijft doelstellingen voor de planuitwerking. Dit is een zeer belangrijk hoofdstuk van het MER. De doelstellingen zijn geformuleerd als hand reiking voor verdere (ruimtelijke) planuitwerkingen voor Leeuwarden-Zuid Afsluitend worden in het MER aanbevelingen gedaan voor het opstellen van een evaluatieprogramma. Het is de bedoeling dat bij nadere besluitvorming over de verschillende ruimtelijke plannen wordt aangegeven op welke termijn een evaluatieonderzoek wordt verricht, inhoudende een verge lijking tussen voorspelde effecten en daadwerkelijk optredende effecten. 3 3 Toetsing Ontwikkelingsplan aan MER 3.3.1 Inleiding Het Ontwikkelingsplan Leeuwarden-Zuid is getoetst aan het milieu-effectrapport. Allereerst komen twee basisvragen aan de orde, namelijk de vraag naar het waarom en naar de omvang van het programma. Vervolgens worden de op vijf thema's in het MER geformuleerde kwalitatieve doelen en randvoorwaarden langsgelopen, te weten bodem en water,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2001 | | pagina 25