Blad 8
ecologie, landschap en cultuurhistorie, verkeer en vervoer,
woon- en leefmilieu en energie en duurzaam bouwen.
3.3.2 Waarom Leeuwarden-Zuid?
Op de eerste vraag, namelijk waarom Leeuwarden-Zuid nodig
is, wordt in deel 1 van het Ontwikkelingsplan 'Onder-
bouwing' uitvoerig antwoord gegeven: kort samengevat,
Leeuwarden-Zuid is nodig als onderdeel van de kwaliteits
impuls die de stad nodig heeft om haar sociale en
economische toekomst veilig te stellen.
3.3.3 Omvang programma
De tweede vraag is of het gehanteerde programma van plm.
6000 woningen het juiste is. De in het MER gehanteerde vier
scenario's dienen als referentiekader voor deze vraag.
Daarbij moet opgemerkt worden dat de scenario's theore
tische plannen zijn, die puur op milieucriteria gebaseerd
zijn, en niet gericht zijn op het bereiken van een optimale
stedenbouwkundige balans.
Uit het Ontwikkelingsplan komt het programma van plm. 6000
woningen voort als de optimale balans tussen stedelijkheid
en landschappelijkheid, tussen kwantiteit en kwaliteit:
gr.oot genoeg om een periode van 15 a 20 jaar in de woning
behoefte van Leeuwarden te voorzien en met zodanig
gedifferentieerde dichtheden dat de woonkwaliteit geleverd
kan worden die nodig is om de midden- en hogere inkomens
groepen weer aan de stad te binden. Ook heeft dit programma
als resultaat een goede balans tussen behoud van landschap
pelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden in
het gebied en de gewenste mate en kwaliteit van verstede
lijking: die cultuurhistorische elementen worden benut om
het nieuwe stadsdeel kwaliteit en identiteit te geven. Dit
levert weer de gewenste ruime en royale groene woonmilieus
met voldoende natuurwaarde en recreatiemogelijkheden op die
nodig zijn om het hoofd te kunnen bieden aan de concurren
tie van wonen in de omliggende dorpen.
Uit het MER blijkt dat het programma met 8000 woningen
(scenario 4) geen ruimte laat voor behoud van m.n. de
cultuurhistorische en archeologische elementen. Bovendien
levert het te dichte en krappe woonmilieus op, om voldoende
concurrerend te kunnen zijn. De programma's met minder dan
5000 woningen (de scenario's 1 en 2) kunnen wel de meest
waardevolle delen van het landschap sparen, maar zij
leveren een veel geringere bijdrage aan de noodzakelijke
uitbreiding van en kwaliteitsimpuls in de woningvoorraad en
te weinig opbrengsten om de noodzakelijke infrastructuur te
financieren
Blad 9
Het in het MER gehanteerde meest milieuvriendelijke alter
natief bij een programma van 6000 woningen (MMA3) houdt een
deel van het zuidoostelijke weidevogelgebied in stand,
hoewel de natuurwaarden hier wel onder druk komen te staan.
Dit leidt binnen het plangebied tot hogere woningdichtheden
en verloren gaan van het merendeel van de
cultuurhistorische elementen in het gebied. Dat betekent
dat niet die woonkwaliteiten gerealiseerd kunnen worden die
nodig zijn voor een concurrerend woonklimaat.
Het Ontwikkelingsplan heeft hier nadrukkelijk de keuze
gemaakt het programma van 6000 woningen over het hele
plangebied te verdelen. Zo kunnen met behoud van zoveel
mogelijk cultuurhistorische elementen binnen het gebied en
met het creëren van nieuwe vormen van stadsnatuur ruime en
hoogwaardige woonmilieus geschapen worden.
3.3.4 Bodem en water
Het is onvermijdelijk dat bestaand bodemreliëf door de
verstedelijking grotendeels verloren zal gaan; ophoging van
knopen tot terpen brengt hier iets nieuws voor terug. Een
volledig gesloten grondbalans is naar verwachting helaas
niet mogelijk omdat er te weinig zand van goede kwaliteit
binnen het gebied voorhanden is. Minimalisering van
grondverzet is wel uitgangspunt voor de uitvoering.
Het Ontwikkelingsplan gaat uit van een duurzaam water
systeem: behoud van historische waterlopen, zoveel mogelijk
groene inrichting van oevers, zoveel mogelijk vasthouden
van gebiedseigen water, voldoende waterbergend vermogen en
redelijke kwaliteit van het water. Wel worden hieraan uit
een oogpunt van efficiënt ruimtegebruik en maatschappelijke
wenselijkheid grenzen gesteld, (b.v. geen brede moeraszones
met muggen)Het watersysteem staat uitgebreid beschreven
in het Masterplan Waterhuishouding.
3.3.5 Ecologie, landschap en cultuurhistorie
Landschap en cultuurhistorie krijgen veel aandacht in het
plan. Het open agrarische cultuurlandschap van de laatste
honderd jaar zal verloren gaan, maar daar staan nieuwe
stadslandschappen met oude elementen tegenover. Allerlei
landschappelijke elementen en patronen, zoals terpen,
wegen, waterlopen, polderstructuren en bosschages worden
gebruikt resp. versterkt en getransformeerd tot nieuwe
stadslandschappen. Terpen en andere archeologische vind
plaatsen worden beschermd en ingepast en zullen een eigen
cultuurhistorische identiteit aan het stadsdeel verlenen.