Blad 14 Wel heeft de CvO aangegeven nog een aantal opmerkingen te hebben ten aanzien van het Ontwikkelingsplan. Veel van de opmerkingen van de CvO hebben betrekking op aspecten die bij de nadere uitwerking van het gebied Leeuwarden-Zuid in juridisch bindende plannen invulling en uitwerking dienen te krijgen. Daarnaast zijn er ook opmerkingen door de CvO geplaatst waarop in dit stadium een reactie dient te worden gegeven Eén van de meest essentiële opmerkingen van de CvO heeft betrekking op de realisering en wijziging van de ontsluiting van Leeuwarden-Zuid zoals de nieuwe Randweg (Haak) en de Overijsselseweg, de oplossing van de problema tiek van de Drachtsterbrug en de realisatie van een nieuwe westelijke ontsluitingswegRealisering van de Randweg wordt door de CvO essentieel geacht voor de ontwikkelingen van Leeuwarden-Zuid. In dit kader wijst de CvO er ook op dat voor de ontwikkeling van het eerste deelplan (planfase Techum) rekening dient te worden gehouden met de onduide lijkheden omtrent de Randweg en adviseert men de gemeente in nader overleg te treden met Rijkswaterstaat. Ten aanzien van het openbaar vervoer, merkt de CvO op dat het geplande voorstadstation Werpsterhoek en het geplande Hoogwaardig Openbaar Vervoer tussen Werpsterhoek en de bestaande stad onvoldoende is om het gehele gebied Leeuwarden-Zuid per openbaar vervoer te ontsluiten. Aangaande het aspect natuur merkt de CvO op dat in het MER een aantal bijzondere diersoorten worden genoemd, waarvan niet duidelijk wordt waar deze soorten zich exact bevinden, wat de mogelijk negatieve effecten voor deze soorten zijn bij de realisering van het plan en hoe men die effecten probeert te beperken. De CvO acht het van groot belang hierover helderheid te verkrijgen. Dit is noodzakelijk om vast te kunnen stellen of er sprake is van ontheffings- plichtige handelingen in het kader van de Natuurbescher mingswet Andere aspecten waar de CvO opmerkingen over maakt en/of vragen over stelt betreft: - de opwaardering van het Van Harinxmakanaal tot CEMT klasse V en de gevolgen hiervan voor de planvorming - het archeologisch onderzoek, waarvoor zij waardering uitspreekt en aangeeft te verwachten dat voor het nog niet onderzochte deel (van Goutum-Zuid) dezelfde werkwijze wordt gevolgd; - water en geluid; Blad 15 - de exploitatie van het gebied, waarbij de CvO aangeeft dat een grote mate van duidelijkheid dient te bestaan over de financiering, alvorens er een start wordt gemaakt met de ontwikkeling van het gebied in deelplannen; - het milieu-effectrapport Leeuwarden-Zuid. Ten aanzien van het vrijstellingverzoek planfase Techum merkt de CvO tenslotte op dat met name de onduidelijkheid over de mogelijkheid om aanpassingen aan de Overijsselseweg uit te voeren in relatie tot de realisering van de Randweg, als belangrijkste vraagpunt geldt. In het kader van de artikel 19 lid 1 WRO-aanvraag adviseert de CvO afzonderlijk ambtelijk overleg te voeren met de provincie. Naar aanleiding van deze opmerkingen van de CvO over het Ontwikkelingsplan Leeuwarden-Zuid, het milieu-effectrapport en het vrijstellingsverzoek is een 2e Antwoordnota opgesteld; 'Antwoordnota overlegreactie Leeuwarden-Zuid'. Deze Antwoordnota bevat het resultaat van het overleg inclusief de beantwoording door ons college van de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen. 5.4 Toetsingsadvies Commissie voor de m.e.r. Bij brief gedateerd 21 maart 2001 hebben wij de commissie voor de milieueffectrapportage te Utrecht in de gelegenheid gesteld een toetsingsadvies uit te brengen over het 'Milieu-effectrapport woon- en werkgebied Leeuwarden-Zuid', inclbijlagenrapport en de bijbehorende samenvatting. Het betreft het toetsingsadvies als bedoeld in artikel 7.26 van de Wet milieubeheer. Het toetsingsadvies van de Commissie is middels een brief gedateerd 31 mei 2001 ontvangen. Formeel is het milieu-effectrapport gekoppeld aan de artikel 19-procedure voor 'Planfase Techum'. De Commissie voor de m.e.r. heeft echter ook het Ontwikkelingsplan Leeuwarden-Zuid toegezonden gekregen en betrokken bij het toetsingsadvies. Tevens zijn alle inspraakreacties (als genoemd in paragraaf 5.2) toegezonden aan de commissie, opdat deze reacties betrokken konden worden bij het uiteindelijke toetsingsadvies. De commissie geeft in haar toetsingsadvies aan waardering te hebben voor de keuze voor en de wijze waarop in het MER is omgegaan met de onzekerheden, die verbonden zijn aan de wens om een flexibele lange termijn ontwikkeling mogelijk te maken. Door de gevoeligheden en potenties op kaart (in het MER) aan te geven, aldus de commissie, wordt een duidelijk ruimtelijk kader geboden. Duidelijk wordt gemaakt op welke manier in een gefaseerde ontwikkeling het gebruik van de meest gevoelige gebieden zo lang mogelijk kan worden uitgesteld

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2001 | | pagina 29