Blad 16
De commissie heeft zich in het toetsingsadvies op twee
niveaus een oordeel gevormd over de inhoud van het MER.
Allereerst heeft de commissie beoordeeld in hoeverre het
MER voldoende basis biedt voor het formuleren van een lange
termijn ontwikkeling van Leeuwarden-Zuid. Hierover oordeelt
de Commissie:
"De gevolgde aanpak heeft geleid tot een toegankelijk, goed
leesbaar MER. De informatie uit het MER kan naar het
oordeel van de Commissie als basis dienen voor de verdere
uitwerking van deelplannen voor het gebied Leeuwarden-Zuid.
De Commissie kan op dit moment nog geen oordeel uitspreken
over de vraag in hoeverre het MER de essentiële informatie
bevat voor formele besluiten over het totale gebied, omdat
zij de inhoud van deze in de toekomst te nemen besluiten
niet kent (opmerking college: het Ontwikkelingsplan betreft
slechts een deel van het plangebied Leeuwarden-Zuid en
wordt niet aangemerkt als formeel plan in de zin van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening)Bij de feitelijke besluit
vorming over deze deelplannen zal expliciet moeten worden
aangegeven hoe het deelplan zich verhoudt tot de meest
milieuvriendelijke alternatieven zoals beschreven in het
MER en het Ontwikkelingsplan Leeuwarden-Zuid. Afwijkingen
moeten worden gemotiveerd en daarbij zullen de verschillen
in milieueffecten moeten worden aangegeven. De Commissie
wijst er op dat zij te zijner tijd in de gelegenheid
gesteld dient te worden om de inhoud van de deelplannen te
toetsen aan de inhoud van het onderhavige MER en eventuele
aanvullende informatie."
Daarnaast heeft de Commissie een oordeel gevormd over de
aanwezigheid van de essentiële informatie met betrekking
tot het eerste formele besluit (planfase Techum)De
Commissie zegt hierover het volgende:
"Het eerste formele besluit waarvoor dit MER de benodigde
informatie dient te leveren is het besluit over het verzoek
ex artikel 19 lid 1 van de WRO, inhoudend het verzoek voor
vrijstelling van het bestemmingsplan om de ophoging van
gronden voor de planfase Techum mogelijk te maken. De
Commissie is van oordeel dat in het MER de essentiële
informatie aanwezig is, om het milieubelang volwaardig mee
te kunnen laten wegen bij dit besluit.
Het MER geeft de benodigde informatie om deze activiteit te
kunnen plaatsen in het grotere kader van de ontwikkeling
van Leeuwarden-Zuid. Uit de gevoelighedenkaart blijkt dat
er zich in het gebied cultuurhistorische elementen bevinden
en er sprake is van waardevol gebied voor vegetatie. Het
MER en het vrijstellingsverzoek geven aan dat de cultuur
historische waarden (terpen) worden behouden door ze in te
passen in het plan. Het vrijstellingsverzoek geeft geen
informatie over het verlies aan waardevolle vegetatie en de
Blad 17
manier waarop dit verlies beperkt kan worden. Aangezien er
geen sprake is van vegetatie die op grond van EHS bescher
ming zou moeten krijgen, acht de Commissie dit geen
essentiële tekortkoming. Het ontheffingsverzoek geeft aan
welke uitgangspunten gelden ten aanzien van de geluid
belasting als gevolg van realisatie van de toekomstige
ontsluitingsstructuur met indicatieve berekening van de
geluidbelasting op woningen binnen de invloedsfeer van de
OverijsselsewegDe Commissie acht deze informatie in dit
stadium voldoende."
Vervolgens adviseert de commissie om bij vaststelling van
het Ontwikkelingsplan, bij de uitwerking in deelplannen
(verdere planuitwerking) en bij het besluit over het
vrijstellingsverzoek (planfase Techum) op een aantal punten
nadere informatie te verstrekken, dan wel randvoorwaarden
aan te geven. Het betreft:
a. Bij het vaststellen van het Ontwikkelingsplan Leeuwarden-
Zuid:
- informatie te geven over de mogelijkheden om extra
knopen te situeren in het Goutumer Nieuwland, waardoor
het zuid-oostelijke deel van het plangebied ontzien
kan worden;
- aan te geven welke concrete randvoorwaarden gelden om
te komen tot een afgeronde ontwikkeling van deel
gebieden;
- te motiveren waarom in het plan wordt afgeweken van de
fasering uit het MER en tot welke milieueffecten dit
leidt
- aan te geven op welke wijze bij een gefaseerde
ontwikkeling maatregelen worden getroffen om sluip-
verkeer als gevolg van onvoldoende capaciteit van de
Drachtsterbrug te voorkomen;
- aan te geven of en in welke mate het voornemen
nadelige effecten heeft op de hydrologie van de
Hempensermeerpolder en informatie te geven over de
invloed op het waterbergend vermogen van het gebied;
- maatregelen aan te geven om onveilige situaties in
groenzones te voorkomen.
b. Bij de uitwerking in concrete deelplannen:
- aan te geven hoe de concrete maatregelen zich
verhouden tot het ambitieniveau voor duurzame steden
bouw en duurzaam bouwen, zoals beschreven in het MER;
- mogelijkheden na te gaan om zoutminnende vegetaties te
behouden
c. Bij het besluit omtrent vrijstellingsverzoek planfase
Techum:
- de keuze om als eerste te starten met de planfase
Techum toe te lichten en daarbij aan te geven welke
verschillen in milieu-effecten dit met zich meebrengt
ten opzichte van de fasering in het MER;