Blad 6
In het kader van de tracéwet is de minister van V&W het
bevoegd gezag ("degene die beslist")en de regionale
directie van Rijkswaterstaat normaal gesproken de
initiatiefnemer ("degene die wat wil").
Los van het feit dat Verkeer en Waterstaat de rol van
bevoegd gezag altijd zal behouden, hebben de gemeente en
provincie het voorstel gedaan om de gemeente de rol van
initiatiefnemer van de regionale directie over te laten
nemen. Doel hiervan is om een aanzienlijke versnelling van
de piar.studie periode te bewerkstelligen. De versnelling
kan worden bereikt door de volgende zaken:
de prioriteit van de Randweg is voor gemeente en
provincie hoog. Daarmee ook de aandacr.t en prioriteit
voor werk dat in dit kader gedaan moet worden. Voor
Rijkswaterstaat is de Randweg één van oe veie projecten
waardoor feitelijke werkzaamheden naar verwachting
minder snel zullen werden uitgevoerd;
veer het gebied Leeuwarden-Zuid is al een MER-studie
uitgevoerd. Door als gemeente ook de MER voer de Randweg
te maken kan maximaal van beschikbare kennis gebruik
worden gemaakt waardoor tijdwinst kan worden bereikt;
gemeente is het beste op de hoogte waar het gaat om
gevoeligheden in het gebied, en kan hier derhalve ook
het beste op inspelen;
de gemeente en provincie kunnen sneller
besluitvormingsprocedures doorlopen en zijn minder
gebonden aan interne Rijkswaterstaat procedures. Met
name op het gebied van ontwerp en kostenberekeningen kan
tijdwinst worden behaald;
door de combinatie met private partijen kan maximaal
gebruik worden gemaakt van creativiteit en vakkennis die
in de bouwwereld aanwezig is. Hierdoor kan efficiënter
en sneller worden gewerkt met name in de uiteindelijke
ontwerpfasen
Naast het feit dat de planstudie sneller kan worden
doorlopen is het voordeel dat de gemeente zelf de hand
heeft in zaken als inspraak en dergelijke, mits in ieder
geval voldaan wordt aan de wettelijke eisen die gesteld
worden
Bestuurlijk is afgesproken dat de gemeente en de provincie
gezamenlijk de kosten en de risico's zullen dragen. Dit zal
nader uitgewerkt moeten worden in een bestuursovereenkomst.
ad 4 en 5: financiering realisatie Randweg
Voordat begonnen kan worden met de planstudie is uitzicht
op financiering nodig voor de realisatie. Aangezien de
regio de Randweg graag voor 2010 gerealiseerd wil hebben en
dus niet op het MIT na 2010 gewacht kan worden is gezocht
naar alternatieven. Tevens heeft het Rijk aangegeven de
Blad 7
financiering niet geheel voor haar rekening te willen nemen
om dat het probleem ook deels voor de regio is.
Overwegingen bij formuleren van het voorstel aan minister:
het opstarten van een planstudie kan alleen als er
zicht is op financiering en dus is opgenomen in het
MIT. Het MIT is echter 'in beton gegoten' tot 2010, pas
daarna kan weer aanspraak worden gedaan op gelden
vanuit het MIT. Om buiten het MIT om te kunnen gaan is
naar voren gebracht dat de regio, bij wijze van
experiment, als initiatiefnemer op wil treden en ook
een deel van de kosten en het volledige risico op zich
wil nemen. Hiermee wordt voldoende aanleiding gegeven
om ook naar alternatieve financiering vanuit het Rijk
te gaan kijken en toestemming te geven om een
pianstudie op te gaan starten;
de minister wil/kar, maximaal 160 miljoen gulden bij
dragen voor het zuidelijk deel van de Randweg zonder
verder risico te lopen op toename van de kosten;
dekking zal vanuit andere middelen dan het MIT moeten
plaatsvinden. Als mogelijke dekking is een claim gelegd
op ICES-gelden;
het noordelijk deel van de Randweg is minder urgent dan
het zuidelijk deel, het voorstel is daarom om dit
gedeelte op te nemen in het MIT na 2010, met de
mogelijkheid tot voorfinanciering door de regio om
versnelde aanleg mogelijk te maken.
De regio heeft aangegeven om 80 miljoen gulden bij te
willen dragen; 40 miljoen gulden door de gemeente en 40
miljoen gulden door de provincie.
Voorstel is om akkoord te gaan met de hiervoor geschetste
financiering van de Randweg en het gemeentelijke deel a 40
miljoen gulden te reserveren voor realisatie; te dekken
vanuit de grondexploitatie Leeuwarden-Zuid (25 miljoen
gulden) en vanuit de strategische reserve (15 miljoen
gulden)Met dit voorstel is de commissie Bestuur en
Middelen in haar besloten vergadering van 11 april 2001
akkoord gegaan met het voorbehoud van instemming door de
gemeenteraad
Door deze middelen te reserveren wordt een belangrijke
randvoorwaarde geschapen om een planstudie op te kunnen en
mogen starten en om eventueel voorbereidende werkzaamheden
uit te gaan voeren (punt 8 raadsbesluit)
Voordat de reservering wordt omgezet in daadwerkelijk
aanwending van de middelen voor realisatie van de Randweg
zal een definitief besluit genomen moeten worden. Dit
besluit kan pas genomen wanneer de effecten van de aanleg
van de Randweg (of eventueel een andere oplossing) en de