Blad 3 2. Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18, 19, eerste en tweede lid, onderdelen b en c, 20, tweede lid, en 22, derde lid, van de Wet WOZ 3. Bij de toepassing van het bepaalde in de voorgaande leden blijft buiten aanmerking de waardeverhogende in vloed van de bouw, daaronder begrepen verbouwing of verbetering, van een onroerende zaak, zolang die bouw nog niet voltooid of geen voltooiingverklaring is af gegeven, dan wei zolang die onroerende zaak nog niet is gereedgekomen voor gebruik overeenkomstig de bestemming die met de bouw wordt beoogd. 4. Indien met betrekking tot een onroerende zaak een ge bouwd eigendom geheel wordt verbouwd, gepaard gaande met gedeeltelijke afbraak en met herbouw, een en ander van een zodanige omvang dat naar maatschappelijke op vatting met die verbouwing de stichting van een geheel nieuw of een nagenoeg geheel nieuwe onroerende zaak wordt beoogd, wordt voor de duur van de verbouwing de waarde van die onroerende zaak buiten aanmerking ge laten 5. Indien de bouw, verbouwing of verbetering van de onroerende zaak zover is gevorderd dat een gedeelte daarvan is gereedgekomen voor gebruik overeenkomstig de bestemming, is het bepaalde in het derde onderschei denlijk het vierde lid met betrekking tot dat gedeelte niet van toepassing. Vrijstellingen Artikel 5 1. In afwijking in zoverre van artikel 4 wordt bij het bepalen van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van: a. ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken; b. glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond; onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbe schouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning; één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet aangewezen landgoed dat voldoet aan de in artikel 1, derde lid, onderdeel b, van die wet bedoelde voorwaarden met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen; natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en piassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden; openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken; waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtrechtelijke rechtsperso nen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning; werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning; werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken; onroerende zaken voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die bestemd zijn te worden ge bruikt voor het geven van onderwijs; straatmeubilairwaaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter ver fraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen; plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2001 | | pagina 422