Nummer 24118
AvdV/DW
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van
6 december 2001 (bijlage nr. 192);
gelet op het bepaalde in artikel 168 van de Gemeentewet en
artikel 6 van de Wegenverkeerswet;
BESLUIT:
vast te stellen de:
Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de
verlening van vergunningen voor het parkeren 2002.
Afdeling 1
Definities en begripsomschrijvingen
Artikel A
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. RVV 1996: het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens van 4 mei 1966, Stb. 181;
b. RVV 1990: het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459;
c. motorvoertuig hetgeen daaronder wordt verstaan in het
RVV 1966 of in het RVV 1990;
d. voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het
Wegenverkeersreglement (Stb. 1950, K377), met dien
verstande dat fietsen en bromfietsen niet als
voertuigen worden beschouwd;
e. parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode
doen of laten staan van een voertuig, anders dan
gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt
tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen
dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen,
op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar
verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop
dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk
voorschrift is verboden;
Blad 2
f. houder: degene die naar de omstandigheden als houder
van een voertuig moet worden beschouwd, met dien
verstande dat voor een voertuig dat is ingeschreven in
het krachtens de Wegenverkeerswet (Stb. 1935, 554)
aangehouden register van opgegeven kentekens als houder
wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het
voertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren
in het register was ingeschreven;
g. parkeerapparatuurparkeermetersparkeerautomaten met
inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar
maatschappelijke opvatting overigens onder
parkeerapparatuur wordt verstaan;
h. parkeerapparatuurplaatseen parkeerplaats behorende
bij parkeerapparatuur;
i. belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die 1. is
aangeduid met bord 99a uit bijlage II van het RVV
1966, dan wel met bord E9 uit bijlage I van het RVV
1990, of 2. gelegen is binnen een zone aangeduid met
bord 99aa uit bijlage II van het RVV 1966, dan wel met
bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 met het
opschrift zone, voor zover deze plaats niet is
uitgezonderd;
j. vergunning: een door burgemeester en wethouders
verleende vergunning, krachtens welke is toegestaan
een voertuig te parkeren op daartoe aangewezen
parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;
k. vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan
wie een vergunning is verleend.
Afdeling II
Plaatsen voor vergunninghoudersvergunningen
en vergunningbewijzen
Artikel B
1. Burgemeester en wethouders kunnen, bij openbaar te
maken besluit weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn
voor het parkeren door vergunninghouders
2. Burgemeester en wethouders kunnen, bij openbaar te
maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het
parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.
Artikel C
1. Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe
strekkend verzoek een vergunning verlenen voor het
parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeer
apparatuur plaatsen.
rtraotfoag: