Blad 5 Waardepeildatum Artikel 6 1. De waarde wordt bepaald naar de waarde die de ruimte heeft op 1 januari 1999 en vervolgens die op een tijdstip die telkens vier jaren later valt. 2. Deze waarde vindt toepassing voor elk kalenderjaar vallende in een tijdvak van vier achtereenvolgende jaren. Dit tijdvak vangt twee jaar na de in het eerste lid bedoelde waardepeildatum aan. 3. De waarde van de ruimte wordt bepaald naar de staat waarin de ruimte op de waardepeildatum verkeert. 4Indien een ruimte na waardepeildatum die behoort bij het tijdvak waarvoor de waarde wordt vastgesteld: a. wijzigt als gevolg van hetzij bouw, verbouwing, verbetering, afbraak of vernietiging, hetzij verandering van bestemming, welke wijziging een verandering in waarde van tenminste vijf percent met een minimum van 11.345 ten gevolge heeft dan wel van 113.445 of meer, of b. een verandering in waarde ondergaat van tenminste vijf percent met een minimum van 11.345 dan wel van 113.445 of meer als gevolg van een andere, specifiek voor de ruimte geldende bijzondere omstandigheid, wordt in afwijking in zoverre van de voorgaande leden, de waarde bepaald naar de staat van die ruimte bij het begin van het kalenderjaar volgende op dat waarin de in de onderdeel a bedoelde feiten geheel of ten dele hun beslag hebben gekregen dan wel de in onderdeel b bedoelde omstandigheid heeft plaatsgevonden of is gebleken. Belastingtarieven Artikel 7 Het tarief van de belasting is voor elke volle 2.268,- van de heffingsmaatstaf: g. de gebruikersbelasting 5. voor woningen 5,05 6. voor niet-woningen 6,41 h. de eigenarenbelasting 5. voor woningen 6,29 6. voor niet-woningen 7,98 Indien de heffingsmaatstaf van de onroerende zaak beneden 10.000,- blijft, wordt geen belasting geheven. Het bedrag van de belasting wordt per belastingaanslag naar beneden afgerond op gehele guldens. Blad 6 Belasting jaar Artikel 8 Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Wijze van heffing Artikel 9 De belastingen worden bij wege van aanslag geheven. Ontstaan van de belastingschuld Artikel 10 De belastingen zijn verschuldigd bij aanvang van het kalenderjaar. Tijdstip van betaling en betaling in termijnen Artikel 11 4. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand vol gend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later. 5. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag 6. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Artikel 12 Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de roerende-zaakbelastingen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2001 | | pagina 449