Rampenplan van de gemeente Leeuwarden
De rampenbestrijding wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de
burgemeester van de Gemeente Leeuwarden.
Het Rampbestrijdingsplan is van kracht op de vliegbasis en in het geval van bijstand
ook op het overige gebied van de Gemeente Leeuwarden.
Het Rampbestrijdingsplan treedt altijd in werking bij ongevallen en rampen waarbij
de vliegbasis is betrokken en waarbij de hierna omschreven alarmvormen van
toepassing zijn. Krijgt calamiteit omvang van een zwaar ongeval of ramp dan
bepaalt de burgemeester de mate van opschaling in de rampbestrijdingsorganisatie.
De leidinggevenden van de in dit plan genoemde eenheden dragen een eigen
verantwoording t.a.v. het vastleggen van een adequate alarmering, taakverdeling en
taakuitvoering overeenkomstig de richtlijnen zoals in dit plan vastgelegd.
In het geval van een ramp is de rampenbestrijdingsorganisatie bovengeschikt aan de
standaard KLu organisatie.
Afwijkingen in eigen draaiboeken van het Rampbestrijdingsplan zijn alleen
toegestaan na formele instemming door de beleidsgroep.
Na de initiële melding en scenariokeuze vindt altijd een formele vaststelling plaats
van het te volgen scenario.
Na iedere actie vindt een evaluatie plaats.
Prioriteitstelling rampenbestrijding
De rampenbestrijding vindt plaats op basis van de hiernagenoemde en in volgorde
afnemende prioriteiten:
redding van personen en geneeskundige hulpverlening;
veiligheid van personen, materiaal en eigendommen;
bestrijding en voorkoming van brand en beperken van schade;
vooronderzoek;
het zekerstellen van vliegoperaties.
Alarmvormen
Bij de rampenbestrijding op en/of nabij de vliegbasis worden drie scenario's
onderscheiden. Hoewel geen eenduidige criteria zijn vast te stellen voor de scenario's
zullen wel enige richtlijnen worden gegeven. De eerste leidingevende functionarissen
ter plaatse van de ramp zullen echter een zo goed mogelijke inschatting dienen te maken
van de benodigde hulpverlening. Deze vormt namelijk de basis voor de vaststelling van
het scenario. Hierna zal op elk van deze scenario's worden ingegaan.
Scenario 1
Scenario I betreft een ongeval en/of incident op de basis of het munitiecomplex
Beetgumermolen dat door de interne (militaire) hulpverlenende eenheden geheel
zelfstandig kan worden afgedaan. Assistentie door externe hulpverleners is derhalve
niet noodzakelijk. De afhandeling van scenario 1 valt binnen het kader van 'stadium 0'
zoals deze is beschreven in ref. C. Ter bepaling van de gedachte is bij een scenario 1
sprake van een incident van de navolgende of vergelijkbare omvang:
Er zijn maximaal twee doden/gewonden betrokken.
Een eventuele brand in een gebouw beperkt zich tot één compartiment.
Er bestaat geen reëel gevaar voor de omgeving als gevolg van gevaarlijke stoffen
(w.o. munitie en explosieven).
Scenario 11
Scenario II betreft een ongeval en/of incident op de basis of het munitiecomplex
Beetgumermolen waarbij wel assistentie van externe hulpverlenende eenheden is
vereist. De afhandeling van scenario II is gebaseerd op een 'stadium T-situatie zoals
Rampenplan van de gemeente Leeuwarden
deze in ref. C is beschreven. Bij een scenario II moet aan de volgende situaties worden
gedacht.
Er zijn meer dan twee doden en/of gewonden betrokken en/of;
een eventuele brand in een gebouw beslaat meer dan één compartiment dan wel er is
sprake van uitslaande brand en/of;
er bestaat een reëel gevaar voor de omgeving als gevolg van gevaarlijke stoffen
(w.o. munitie en explosieven).
Scenario III
Scenario III betreft een luchtvaartongeval buiten de basis en binnen de Gemeente
Leeuwarden. Bij scenario III is automatisch sprake van militaire bijstand aan de civiele
hulpverleningsdiensten. De afhandeling van scenario III is gebaseerd op een 'stadium T-
situatie zoals deze is beschreven in ref. C. In het geval dat er sprake is van een
grensoverschrijdende situatie tussen meerdere gemeentes zullen in bestuurlijke zin
aanpassingen plaatsvinden volgens 'stadium 3' conform ref. C.
Vaststelling scenario.
Een scenario 111 is eenduidig bepaald door de plaats van de ramp c.q. het ongeval. De
keuze van scenario I en II wordt in eerste instantie bepaald door de bevelvoerder van de
basisbrandweer. Zodra voldoende informatie beschikbaar is omtrent de aard en de
omvang van het incident geschiedt de formele vaststelling van scenario I c.q. II tijdens
de diensturen door het Hoofd Onderdeels Coördinatiecentrum en buiten de diensturen
door de Officier van Basisdienst (OBD). Deze formele vaststelling vindt altijd plaats in
overleg met de Officier van Dienst (OvD) van de civiele brandweer.
Locatie-aanduiding.
De locatie-aanduiding van de plaats van de ramp vindt plaats door geografische
benoeming. Voor interne eenheden kan daarbij gebruik worden gemaakt van een
kaartgrid.