Blad 8
is. Hierbij speelt ook een rol de (algemene) overweging dat
als regel opgestarte bestemmingsplanprocedures zoveel
mogelijk tijdig dienen te worden afgerond.
Dit betekent dat het onderhavige bestemmingsplan nog voor
de inwerkingtreding van het Vuurwerkbesluit zal worden
vastgesteld.
Wel is het hierbij zaak om, niettegenstaande bepaalde
onzekerheden, nu al rekening te houden met de regeling
zoals die in de nabije toekomst zal gaan gelden. Dit mede
gelet op het feit dat het Vuurwerkbesluit waarschijnlijk
wel in werking zal zijn op het moment dat Gedeputeerde
Staten moeten beslissen omtrent de goedkeuring van het
bestemmingsplan. Volgens het ontwerp-Vuurwerkbesluit moeten
de veiligheidsafstanden in beginsel ook worden aangehouden
bij het goedkeuringsbesluit. Wanneer de van toepassing
zijnde veiligheidsafstanden niet direct in acht kunnen
worden genomen, is er, zoals hiervoor reeds is aangegeven,
Sprake van een termijn van 2 jaar voor gemeenten en
provincies gedurende welke termijn ruimtelijke
ontwikkelingen binnen de betreffende veiligheidsafstand nog
mogen worden toegestaan. Volgens genoemde brief van de
minister van VROM brengt de hiervoor bedoelde
anticipatiemogelijkheid tevens een verantwoordelijkheid mee
voor gemeenten die daar gebruik maken. Van een gemeente die
nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen (derhalve ontwikkelingen
waarin het vigerende bestemmingsplan niet voorziet)
toelaatbaar maakt binnen de veiligheidsafstand voor
professioneel vuurwerk mag worden verwacht dat zij al het
nodige doet om er voor te zorgen dat de aanwezigheid van
professioneel vuurwerk op de te saneren locatie
daadwerkelijk binnen de gestelde termijn wordt beëindigd.
Daarbij is de samenwerking met provincie (als bevoegd gezag
dat primair verantwoordelijk is voor de gehele of
gedeeltelijke intrekking van de milieuvergunning) en het
rijk onontbeerlijk.
Uitgangspunt is dat op termijn de vuurwerkbedrijven in de
huidige vorm niet in het plangebied kunnen worden
gehandhaafd. Wel lijkt het mogelijk dat in beperkte mate
consumentenvuurwerk kan blijven worden opgeslagen. In welke
hoeveelheid en in welke vorm deze opslag zal kunnen
plaatsvinden is nog niet bekend.
De uiteindelijk toegestane situatie zal primair worden
bepaald in het kader van een intrekkings- c.q.
wijzigingsprocedure van de milieuvergunningen voor de
vuurwerkbedrijven. Het ligt in de bedoeling dat na de
inwerkingtreding van het Vuurwerkbesluit de bevoegdheid ten
aanzien van de milieuvergunning komt te liggen bij de
provincie. Gedeputeerde Staten zullen, zoals het nu staat,
bevoegd gezag worden ten aanzien van de milieuvergunningen
voor de vuurwerkbedrijven.
Blad 9
Resumerende menen wij dat het verantwoord is om de
regeling, zoals die in het ontwerp van het bestemmingsplan
is neergelegd te handhaven. Dit betekent een voorlopige
bestemming voor de vuurwerkbedrijven voor een termijn van
drie jaar. Binnen deze drie jaar moet in het kader van de
intrekking c.q. wijziging van de milieuvergunningen de
definitief toegestane situatie worden bepaald. Wanneer een
deel van de vuurwerkactiviteiten zal kunnen worden gehand
haafd zal dit planologisch kunnen worden geregeld in het
kader van de toepassing van de hierboven beschreven
wijzigingsbevoegdheid. Ook kan een wijzigingsbevoegdheid
worden gehanteerd om reeds eerder dan binnen de genoemde
drie jaar de voorlopige bestemming er af te halen, als dit
gelet op het Vuurwerkbesluit noodzakelijk is.
Het handhaven van de in het ontwerp-plan opgenomen regeling
voor de vuurwerkbedrijven neemt niet weg dat deze regeling
op een aantal ondergeschikte punten nog wel moet worden
aangepast. Deze punten zullen hierna worden behandeld bij
de ambtshalve aanpassingen.
Locatiebeleid en openbaar vervoer
Zoals hierna nog zal worden aangegeven hebben een tweetal
zienswijzen, die van de Inspecteur Ruimtelijke Ordening en
de Minister van Verkeer en Waterstaat, betrekking op het
huns inziens onvoldoende openbaar vervoer in relatie tot de
verkeersaantrekkende werking van het soort bedrijven dat in
het plangebied volgens het bestemmingsplan kan worden
gevestigd.
Wat dit betreft kan worden geconstateerd dat de situatie
nu, zo'n anderhalf jaar later, veranderd is ten opzichte
van die welke aan de orde was ten tijde van de
tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan,
toen de betreffende zienswijzen werden ingediend.
Zo kan worden geconstateerd dat het locatiebeleid voor
bedrijven en voorzieningen in relatie tot
mobiliteitsbeperking aan herziening toe is. Het is dit
beleid dat aanleiding heeft gegeven tot de ingebrachte
zienswijzen. In de Vijfde nota ruimtelijke ordening wordt
een nieuw geïntegreerd beleid op dit punt aangekondigd.
De afgelopen jaren is het beleid gericht geweest op het
afremmen van de automobiliteit en het bevorderen van het
gebruik van het openbaar vervoer en de fiets. Dit beleid
heeft echter niet geleid tot een evenwichtige en wenselijke
verkeerssituatie. Daarom krijgt het rijksbeleid een andere
wending. De rijksoverheid heeft het nieuwe beleid verwoord
in het Nationaal Verkeers- en Vervoerplan. De kernboodschap
luidt "Mobiliteit mag". Het hoort bij de moderne
samenleving van de 21e eeuw.