Lokale Agenda voor de Toekomst De aanbevelingen uit 'Aan de slag': Richt het arbeidsmarktbeleid nadrukkelijker in op een vermindering van de afhankelijkheid van uitkeringen en op een grotere doorstroming uit ondersteunende regelingen naar reguliere banen. Leg bij aanvang van werkloosheid in alle gevallen het accent op bemiddeling en op stimulering van effectief zoekgedrag, mede door handhaving van de spelregels (controle en sancties). Laat de inzet van ondersteunende maatregelen of het tijdelijk ontstaan van vrijwilligerswerk niet resulteren in ontheffingen van de sollicitatieplicht. Maak daarvoor een stevige bestuurlijke en financiële omgeving: door een gaandeweg grotere mate van budgettering van de bijstand (50% en verder), door op reïntegratie gerichte prestatieafspraken met UWV en CWI, door vergroting van de bestedingsmogelijkheden van toe te wijzen reïntegratiebudgetten en door stimulering van een zakelijk opdrachtgeverschap op de reïntegratiemarkt. Maak de prestaties van gemeenten en uitvoeringsinstellingen volkomen transparant en publiceer landelijke benchmarks. Relateer de (macro) omvang van de budgetten die jaarlijks op de reïntegratiemarkt kunnen worden besteed aan de voor dat jaar te voorziene uitkeringslasten (Abw, WW en WAO). Daarmee kan een samenhangend financieel stelsel van 'werk en inkomen' ontstaan dat conjunctuur- en schokbestendig is. Zet in dit kader de Wiw (dienstbetrekkingen, werkervaringsplaatsen, scholing en activering) om in een vrij besteedbaar budget binnen het Fonds Werk en Inkomen. Zet het grootste deel van de l/D-banen, waar die onmisbaar zijn voor de instandhouding van maatschappelijk nuttige dienstverlening, om in reguliere arbeidsplaatsen in de publieke sector. Zet het resterende deel van de l/D-banen om in een door gemeenten vrij te besteden reïntegratiebudget (Fonds Werk en Inkomen). Verander de 'fasering' van werkzoekenden van een administratief instrument in een veel persoonlijker 'profiling' gebaseerd op ervaringsgegevens door actieve bemiddeling, controle en waar nodig sanctionering, ongeacht de initiële verwachtingen. Zet dure reïntegratie-instrumenten niet te snel in. Neem voor actieve bemiddeling in elk geval drie maanden, zo nodig verlengd tot zes maanden. Richt de relaties tussen gemeenten, UWV en CWI daarop nadrukkelijker in. Saneer de veelheid van indicatiestellingen en organiseer die (in onafhankelijke commissies) door het CWI: handhaaf alleen een (in reikwijdte beperkte) REA-toets en de Wsw-indicatie. Verhelder de verhouding tussen de gemeenten en de bedrijven die (vanouds) de Wsw uitvoeren maar die in toenemende mate actief zijn op de bredere reïntegratiemarkt. Laat de gemeenten kiezen: óf voor uitvoering van de Wsw door bedrijven in het publieke domein, óf voor uitvoering daarvan in SW-bedrijven die actief kunnen zijn op de particuliere reïntegratiemarkt, maar waarvan de exploitatietekorten niet ten laste kunnen komen van de gemeenten. Werk moet lonen. Overweeg omzetting van de fiscale stimulering van de vraag naar lager gekwalificeerde arbeid in een stimulering van het arbeidsaanbod, door verhoging van de arbeidskorting of door introductie van een (inkomensafhankelijke) 'earned income tax credit'. Richt de evaluaties van het arbeidsmarktbeleid doeltreffender in. Maak ruimte voor experimenten en gebruik de uitkomsten daarvan mede voor (evaluerend) onderzoek. 14 Lokale Agenda voor de Toekomst 2.4 De optelsom De conclusie die uit bovenstaande ontwikkelingen volgt is dat we aan de vooravond staan van verschuivingen in het arbeidsmarktbeleid. De optelsom van de SUWI en IBO- voorstellen is snel gemaakt: De publieke taak van gemeenten binnen het arbeidsmarktbeleid zal zich komende jaren sterk concentreren op het organiseren en aanbieden van werk voor personen die grote afstand hebben tot de arbeidsmarkt. Een doelmatige en doeltreffende uitvoeringsorganisatie voor de inkomensverstrekking (uitkering en loon!) is daarbij een randvoorwaarde. Het ligt in de lijn der verwachting dat de inkomensvoorziening met het oog op efficiëntie een tendens van centralisering zal ondergaan (een extreme variant daarvan is om uitkeringsverstrekking bijvoorbeeld via de belastingdienst te organiseren). Het casemanagement zal op deze ontwikkelingen moeten worden ingericht. De casemanager is de spin in het web, bij wie de draden van werk- en inkomensvoorziening samenkomen. Dat hoeft niet in te houden dat hij of zij de activering en uitkeringsverstrekking zelf uitvoert. Een andere aanvullende ontwikkeling op de hierboven beschreven trend is het maken van prestatie-afspraken tussen gemeenten en rijksoverheid. In ruil voor afspraken over aantal reïntegratietrajecten en uitstroomscores biedt het rijk gemeenten de financiële mogelijkheid om het casemanagement volwaardig in te kunnen vullen. Wat de weerslag is van al deze ontwikkelingen voor de Leeuwarder situatie komt in het volgende hoofdstuk aan de orde. 15

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2002 | | pagina 273