Bijlage 1: Plan van Aanpak Agenda voor de Toekomst 2001 - 2004 van G26 en SZW 1. Aanleiding Lokale Agenda voor de Toekomst Lokale Agenda voor de Toekomst Op 25 september 2000 hebben minister W.A. Vermeend en T.J.F.M. Bovens, namens de VNG, de Intentieverklaring Een gezamenlijke agenda voor de toekomst ondertekend. Deze intenties zijn inmiddels 24 april 2001 verder geconcretiseerd in bestuurlijke afspraken tussen Minister Vermeend en de VNG voor de periode 2001 - 2004, waarna voor de effectuering van deze bestuurlijke afspraken onder meer een gezamenlijk actieplan zal worden ontwikkeld met onder meer een tijdpad voor de uitvoering van deze afspraken in de jaren 2001 tot en met 2004 en vastgelegd wordt hoe de voortgangsbewaking plaats vindt. Te voorzien is dat de effectuering van de bestuurlijke afspraken op het punt van deregulering lang kan duren, zeker als daarvoor wetswijziging noodzakelijk is. 1.1. Deinzet De inzet van Minister Vermeend is gericht op het vasthouden van de sinds 1996 gerealiseerde daling van het cliëntenbestand in de Algemene bijstandswet (macro 10% per jaar). De gemeenten Almelo, Arnhem, Breda, Deventer, Dordrecht, Eindhoven, Enschede, Groningen, Haarlem, Heerlen, Helmond, Hengelo, 's- Hertogenbosch, Leeuwarden, Leiden, Maastricht, Nijmegen, Schiedam, Tilburg, Venlo en Zwolle (kortweg bekend als: de G21) willen bij voorkeur met onmiddellijke ingang en op een voortvarende wijze invulling geven aan de gezamenlijke agenda voor de toekomst. De gemeenten Alkmaar, Amersfoort, Emmen, Lelystad en Zaanstad sluiten zich aan bij de inzet van de G21. In dit plan van aanpak worden de bestuurlijke kaders geschetst en in de bijlagen zijn per gemeente concrete taak- en doelstellingen geformuleerd in termen van het aantal aan te bieden trajecten en de te verwachten bestandsdaling als gevolg van uitstroom naar (gesubsidieerd) werk. 1.2. De kansen De huidige verhouding van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt biedt immers kansen voor langdurig werkzoekenden waaronder etnische minderheden, herintreders en het zogenaamde verborgen arbeidspotentieel. Daarbij zijn overigens zowel de Minister van SZW als de G26 zich bewust van het feit dat voor een (mogelijk aanzienlijk) deel van deze doelgroep sociale activering vooralsnog de eerste stap zal zijn en uitstroom naar (gesubsidieerd) werk niet of alleen op langere termijn haalbaar is. Uitstroom van regulier werk blijft beleidsmatig de voorkeur verdienen boven uitstroom naar gesubsidieerde arbeid. Deelname aan (gesubsidieerde) arbeid heeft op haar beurt de voorkeur boven deelname aan trajecten gericht op sociale activering en zorg. 32 33

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2002 | | pagina 282