1
I
Beleidsplan Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2002
Kansentrajecten
Het project Kansentrajecten loopt inmiddels sinds september 2001. Het doel is om voor
de moeilijkst bemiddelbare groep mensen met een uitkering (verslaafden, dak- en
thuislozen, zwerfjongeren en mensen gericht op crisisopvang) reïntegratietrajecten te
starten. Via deze trajecten wordt hulp- en zorgverlening geboden aan die groep mensen
die dat het meest nodig heeft maar die moeilijk toegankelijk is voor bemiddeling. Het
project duurt 2 'A jaar en omvat 45 Kansentrajecten, waarvan er 15 zijn gestart.
Reïntegratiebedrijf Mareon verzorgt de trajectbemiddeling, de Verslaafdenzorg
Maatschappelijke opvang, Geestelijke gezondheidszorg en de Sociaal Pedagogische
Dienst zijn ingeschakeld om deze groep mensen te benaderen.
Uitbreiding doelgroep
De gemeente krijgt met de inwerkingtreding van de wet SUWI vanaf 1-1-2002 de
reïntegratieverantwoordelijkheid voor een nieuwe doelgroep: de niet-
uitkeringsgerechtigden en Anw-ers (Algemene nabestaanden wet) die zich als
werkzoekende inschrijven bij het CWI. Dit zullen vooral mensen zijn die in fase 2/3
worden ingedeeld. Personen in fase 1 worden geacht zichzelf te redden en niet-
uitkeringsgerechtigden in fase 4 zullen zich vermoedelijk niet zo snel als werkzoekende
inschrijven. Voor de reïntegratie van de nieuwe doelgroep zal een plan van aanpak
worden gemaakt.
Werkaanvaardingspremie
Een nieuwe beleidsontwikkeling is ook dat de gemeenteraad heeft besloten tot het
instellen van een werkaanvaardingspremie met terugwerkende kracht tot 1 januari 2001.
De premie is bedoeld om te stimuleren dat bijstandsgerechtigden en personen met een
Wiw dienstbetrekking uitstromen naar regulier betaalde arbeid. Met de
werkaanvaardingspremie wordt het teruggelopen recht op inkomensafhankelijke
voorzieningen als gevolg van een hoger inkomen (de armoedeval) gedeeltelijk
gecompenseerd. Uitgestroomde cliënten naar regulier werk kunnen vanaf 1-1-2001 een
premie van€ 1.815,12 (f. 4000,-) verdeeld over4x een halfjaar aanvragen. De
rijksoverheid vergoedt de door gemeenten uitgekeerde werkaanvaardingspremie.
In december van 2001 is bekend geworden dat de Tweede Kamer ingestemd heeft met
het Belastingplan 2002 dat onder meer voorziet in de invoering van een
toetrederskorting. Deze fiscale heffingskorting bedraagt 1.361,- (f. 3000,-), 454,-
(f. 1.000,-) en 454,- (f. 1.000,-) verspreid over drie jaar. De toetrederskorting is
bedoeld voor mensen die uitstromen uit de bijstand (ine. Ioaw, Ioaz, Wik), Wsw, Wiw
en I/D als zij niet gesubsidieerde arbeid gaan verrichten en ten minste de helft van het
wettelijk minimumloon gaan verdienen. De voorwaarden zijn vergelijkbaar met de
hierboven beschreven Wiw werkaanvaardingspremie. De mogelijkheid voor deze laatste
premie wordt daarmee afgeschaft. Onder voorbehoud van instemming door de Eerste
Kamer gaan die wijzigingen in per 1-1-2002. Degenen die voor die datum uitstromen uit
de bijstand en Wiw behouden recht op de oude werkaanvaardingspremie. De VNG heeft
het Ministerie van SZW gemeld niet gelukkig te zijn met de situatie dat gemeenten voor
een periode van 1 jaar hun verordening hebben moeten wijzigen. Er zal nader overleg
volgen met de minister over de wijze waarop gemeenten gecompenseerd kunnen
worden voor de gevolgen hiervan.
Monitor Scholing en Activering
Een nieuw instrument voor rapportage aan de rijksoverheid is de zogenaamde monitor
scholing en activering. Deze monitor is in 2001 geïntroduceerd en zal voor de drie
kolommen (gemeenten, uitvoeringsinstellingen en CWI-organisatie) apart worden
georganiseerd. De monitor zal de ruggengraat vormen van de informatie over
reïntegratie en is van belang voor zowel gemeenten als het Rijk. Via de monitor kan er
op persoonsniveau gemeten worden wat de effectiviteit is van de ingezette
reïntegratietrajecten. Bij de systematische verzameling van de informatie zullen ook de
2
Beleidsplan Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2002
reïntegratiebedrijven worden betrokken. Vanaf 1 juli 2001 is Leeuwarden verplicht de
nieuwe instroom te registreren conform de monitorsystematiek. Rapportage aan het
ministerie vindt halfjaarlijks plaats.
1.2 Nieuw beleid
In de Lokale Agenda voor de Toekomst wordt als hoofddoel gesteld dat iedere
(bijstands)cliënt een arbeidsmarktgericht aanbod moet krijgen en voor wie werk niet
haalbaar is maatschappelijke participatie (sluitende aanpak). Om dit uiteindelijk te
bereiken is voorgenomen om 1.000 reïntegratietrajecten per jaar te realiseren in de
periode 2001 - 2004.
Hieronder is op een tweetal momenten de omvang en samenstelling van het
bijstandsbestand weergegeven (aantallen zijn afgerond):
1-1-2001
1-9-2001
Fase 1
200
5%
200
5%
Fase 2/3
1.000
24%
900
23%
Fase 4
2.800
68
2.750
71%
Nog niet ingedeeld
100
2%
50
1%
Totaal
4.100
100%
3.900
100%
In 2001 heeft de wijziging van de samenstelling van het bijstandsbestand door gezet, dat
wil zeggen dat inmiddels bijna drie kwart van de bijstandsgerechtigden een grote
afstand tot de arbeidsmarkt heeft. De verwachting is dat de omvang van het
bijstandsbestand zal stabiliseren op 3.900 cliënten per 1-1-2002 en met ongeveer 50 per
jaar zal afnemen tot 3.750 op 1-1-2005. Instroom en uitstroom zullen dus ongeveer even
groot blijven.
Om de doelstelling uit de Lokale Agenda voor de Toekomst te realiseren wordt
onderscheid gemaakt tussen het zittende bestand en mensen die nieuw in de uitkering
instromen. In de evaluatie van het Taakstellend Activeringsbeleid in de Lokale Agenda
is gemeld dat de aanpak van de nieuwe instroom al sluitend is. Iedereen die zich voor
een uitkering meldt wordt een passend aanbod gedaan in de richting van werk of
scholing.
Voor het realiseren van een sluitende aanpak van het zittende bestand is nodig:
I. Gesprek met iedere cliënt
Een gesprek met iedere cliënt resulterend in een verkenning van de mogelijkheden en
belemmeringen voor reïntegratie is noodzakelijk. In het kader van het Taakstellend
Activeringsbeleid maakt Sociale Zaken tot en met 2002 ongeveer 3.000 "foto's" van het
gehele fase 4 bestand. Dit gebeurt veelal op basis van dossieronderzoek. Het heeft
geleid tot individueel inzicht in de belemmeringen van de fase 4 cliënten. Hierdoor is
duidelijk geworden dat ruim 2/3 van de onderzochte groep een vrijstelling heeft,
waarvan de meerderheid als gevolg van arbeidsongeschiktheid.
De vervolgstap op de foto's is het voeren van een gesprek met iedere cliënt om in beeld
te krijgen wat de cliënt nog wel kan. Een herbeoordeling van de ontheffing van de
arbeidsverplichtingen kan hier onderdeel van zijn. Daarnaast dient het gesprek om
cliënten te motiveren voor (vrijwillige of verplichte) deelname aan reïntegratie. In geval
van toeleiding van een cliënt voor reïntegratie krijgt de cliënt - waar mogelijk - de
3