Blad 10 een bedrijventerrein wordt een kleine woonwijk gebouwd. De schadeclaim gebaseerd op een verlies aan vrij uitzicht zou, gelet op de structuur van het gebied, dat zich duidelijk leent voor bebouwing en de daaruit voortvloeiende voorzienbaarheid zeer kritisch moeten worden bekeken. In dit geval zou een redelijk handelende koper van een huis zich moeten realiseren dat het uitzicht tenminste onder druk staat. De extra waarde, die het huis ontleent aan het (nog) bestaande uitzichtzal dan gering, zoniet nihil zijn. Verlies van uitzicht zal dan ook nauwelijks leiden tot een waardevermindering en afwij zing dan wel toekenning van slechts een geringe schadevergoeding ligt dan in de rede. b. In een ander geval ligt de woning waar het om gaat aan de rand van een in eigendom van een "Provinciaal Landschap zijnd gebied met een hoge landschappenjke waarde. Het zal duidelijk zijn dat een verlies aan uitzicht door de hier veeleer niet te voorziene bebouwing tot een veel hoger waardeverlies leidt en een hogere schadevergoeding in de rede ligt dan in het onder a. besproken geval. Bovenstaande redenering heeft het voordeeldat hij recht doet aan de verschillen in concreto en m.i. ook beter recht doet aan de bedoeling van de wetgeverVerlies van vrij uitzicht wordt niet per definitie als relevante schadeoorzaak afgewezen, maar leidt alleen tot een schadevergoeding in gevallen waarin met dat verlies redelijkerwijze geen rekening behoefde te worden gehouden. Verlies van privacy Behalve verlies van uitzicht kan het realiseren van een bouwbestemming ook leiden tot het verlies van privacy. In de literatuur wordt aangenomen dat zo'n situatie zich zal voordoen indien vanuit een woning, balkon of tuin van een krachtens een nieuw bestemmingsplan een rechtstreeks en onbelemmerd uitzicht bestaat in de woning of de tuin (met buitenverblijfsruimte) van de belanghebbende. Uit de jurisprudentie blijkt dat hierbij gedacht moet worden "aan afstanden van niet meer dan enkele tientallen meters". "Alleen als kan worden gesproken van een zeer ingrijpende invloed van een werk of bouwwerk op een naburig perceel kan een beslissing op een verzoek om planschadevergoeding wel eens positief uitvallen"zo luidt de conclusie na bespreking van de jurisprudentie over planschadevergoeding ingeval van verlies van privacy in de losbladige uitgave Ruimtelijk Bestuursrecht7 WRO 49-229 Blad 11 Conclusies second opinion van ten aanzien van de voorliggende schadeclaims In het licht van het bovenstaande moeten de voorliggende schadeclaims volgens prof. Lubach meer genuanceerd worden bezien dan tot nu toe is gebeurd. In de adviezen van SAOZ wordt over de hele linie een overwegende invloed toegekend aan de door de nieuwe bebouwing veroorzaakte veranderingen in het uitzicht en deels aan aantasting van de privacy. Bovendien is SAOZ van oordeel dat in die gevallen waarin er nog geen concrete plannen voorlagen om tot woningbouw over te gaan op het moment dat betrokkenen hun woning in eigendom verkregen, er geen aanleiding was om de vastgestelde schade geheel of gedeeltelijk voor rekening van de claimanten te laten. Er was voor verzoekers immers geen aanleiding te veronderstellen dat ter plekke zich een planologische verslechtering zou voordoen. Bepalend is dat er geen sprake is van risicoaanvaarding omdat de ontwikkelingen nog niet zouden zijn te voorzien. In de hierboven (cursief gedeelte) ontwikkelde redenering, waarbij de structuur van het te bebouwen gebied bij de bepaling van de voorzienbaarheid van planologische veranderingen een rol speelt, is het ontbreken van concrete plannen op het moment van de eigendomsverkrijging niet altijd doorslaggevend. Van risicoaanvaarding kan ook sprake zijn wanneer men een onroerende zaak in eigendom verkrijgt die gelegen is in een gebied waarin planologische wijzigingen gelet op de structuur van het gebied niet onwaarschijnlijk zijn. In dit opzicht is de bebouwing aan de noordzijde van de Goutumerdyk naar het oordeel van prof. Lubach, redelijk goed vergelijkbaar met de situatie in het onder a genoemde voorbeeld. De bebouwing is gerealiseerd in een betrekkelijk smal open gebied begrensd door de zuidelijke rand van Leeuwarden en de bestaande bebouwing van Goutum en aan de westkant door de zuidelijke invalsweg van Leeuwarden, waarlangs al voor een deel bebouwing bestond. Dat een dergelijk stedelijk randgebied niet gevrijwaard is van een stadsuitbreiding ligt in de rede. Dat zou volgens prof. Lubach met zich brengen dat er aanleiding is om op grond van risicoaanvaarding te oordelen dat, zo er al sprake is van waardevermindering (zie hierna) deze voor rekening van de verzoekers dient te blijven. Er is naast de redenering, die uitgaat van risicoaan vaarding nog een andere redenering mogelijk, die leidt tot een beperkte toekenning dan wel afwijzing van de schadeclaim. Wanneer gelet op de structuur van het gebied een toekomstige bebouwing, ook los van concrete plannen, in de rede ligt, brengt dat met zich dat een redelijk handelende koper daarmee rekening zal houden. Dat zou dan met zich meebrengen dat deze voor een dergelijke onroerende zaak ook niet (veel) extra zou willen betalen. M.a.w. de extra waarde, die toegerekend kan worden aan het wellicht op het moment van eigendomsverkrijging nog bestaande vrije

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2002 | | pagina 307