Blad 20
Dat het begrip "normale maatschappelijke ontwikkeling"
opnieuw in de belangstelling is gekomen, houdt waarschijn
lijk verband met het feit dat er teveel schadeclaims moeten
worden gehonoreerd, hetgeen niet altijd terecht lijkt. Dat
dit begrip lijkt terug te komen volgt ook uit de discussie
in de wetenschappelijke literatuur. Een voorbeeld hiervan
(artikel van N.S.J. Koeman, "De schadeplichtige overheid",
Nederlands Tijdschrift voor Bestuursrecht 1 (2000) 14-15)
ligt eveneens voor u ter inzage.
Deze hernieuwde belangstelling voor het begrip "normaal
maatschappelijk risico" volgt ook uit het ontwerp van de
nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Artikel 5.1.2. van het
voorontwerp van deze wet gaat ervan uit dat binnen het
normale maatschappelijke risico vallende schade en in ieder
geval 10% van de waarde van een onroerende zaak voor
rekening van de aanvrager blijft. Uiteraard is dit artikel
niet bepalend voor de huidige aanvragen, maar het geeft wel
aan dat het begrip "normale maatschappelijke ontwikkeling"
belangrijker wordt.
Second opinion noodzakelijk
De bovenstaande overwegingen in acht genomen komt het ons,
zoals reeds opgemerkt, ongewenst en niet in overeenstemming
met een juiste interpretatie van artikel 49 WRO voor, dat
de gemeentelijke overheid gehouden zou zijn om in dit geval
schadevergoedingen te betalen.
Daarom is door ons een second opinion (een nader advies)
noodzakelijk geoordeeld. Aan prof. mr. D.A. Lubach,
hoogleraar bestuursrecht aan de Rijksuniversiteit te
Groningen is verzocht om deze second opinion uit te voeren.
Op basis van deze second opinion kunnen de SAOZ-adviezen
nader worden gewogen en kan worden bepaald of deze adviezen
al dan niet kunnen worden overgenomen.
Second opinion prof. mr. D.A. Lubach
Met het oog op een zorgvuldige afweging is het van belang
dat een belangrijk deel van het advies van prof. Lubach in
dit voorstel wordt weergegeven (cursief)Hierna volgt het
belangrijkste deel van zijn conclusies.
Het voorliggende advies, aldus prof. Lubach, betreft in
hoofdzaak de vraag of en in hoeverre het element van het
"normaal maatschappenjk risico" een rol speelt dan wel zou
moeten spelen in de beoordeling van planschadeclaims op
grond van art. 49 WRO. De aanleiding tot het advies is de
behoefte van het gemeentebestuur van Leeuwarden aan een
second opinion omtrent de beoordeling van een aantal
planschadeclaims in o.a. de wijk Aldlan naar aanleiding van
de realisering van nieuwe bebouwing, waardoor met name
Blad 21
schade door vermindering c.q. verslechtering van uitzicht
zou zijn geleden.
Op blz. 2 van zijn advies wijst prof. Lubach er op, dat het
element van het algemeen maatschappelijk risico in het
laatste decennium een betrekkelijk geringe rol heeft
gespeeld, hetgeen wellicht is te verklaren uit de omstan
digheid dat in de jurisprudentie van de Kroon dit aspect op
een ongelukkige manier werd verdisconteerd. In sommige
gevallen werd er een algemene aftrek voor een te accepteren
maatschappenjk risico toegepast. (Opmerking college: Dit
betekende bijv. dat men een beperkt deel van de schade
(bijv. 20%) voor rekening van belanghebbenden liet komen
omdat zulks tot het normaal maatschappelijk risico werd
gerekend)Verwerping van een dergelijke handelwijze
behoeft volgens prof. Lubach nog niet het verwerpen van dit
criterium als zodanig in te houden.
Over het verlies van een (fraai) uitzicht wordt in de
literatuur1 opgemerkt (blz. 3 van het advies van prof.
Lubach) dat voor de planschadejurisprudentie lange tijd als
hoofdregel gold, dat een dergelijk verlies in het algemeen
niet een voor schadevergoeding in aanmerking komende
omstandigheid kon zijn.
In de betreffende jurisprudentie wordt dus vanuit de
constatering dat er geen recht bestaat op blijvend vrij
uitzicht geconcludeerd tot de hoofdregel "geen recht op
schadevergoeding." Dat er aan een bepaald planologisch
regiem geen blijvende rechten kunnen worden ontleend,
spreekt voor zich en wordt ook in de huidige jurisprudentie
als uitgangspunt genomen.
In de betreffende Kroon jurisprudentie wordt weliswaar het
niet vergoeden van schade als hoofdregel genomen, maar de
mogelijkheid van schadevergoeding niet uitgeslotenDat
neemt niet weg dat in de praktijk van de behandeling van
schadeclaims daarmee de mogelijkheid van honorering wegens
gederfd uitzicht langere tijd sterk is beperkt, zo niet
gereduceerd tot vrijwel nihil.
Op zichzelf is het, mede gelet op de bedoeling van de wet,
begrijpelijk dat de Afdeling geschillen van bestuur en
later de Afdeling bestuursrechtspraak tegen een ongenuan
ceerde praktijk, waarbij derving van vrij uitzicht vrijwel
automatisch geacht werd tot het normaal maatschappenjk
risico te horen en daarmee tot afwij zing van schadeclaims
1 Ruimtelijk bestuursrecht
jurisprudentie bij artikel
Deventer
(losbl.), commentaar op de
4 9 WRO, aant3, Kluwer -