Blad 12
Het gebruik van het element "normale maatschappelijke
ontwikkelingen" hangt dus blijkens de jurisprudentie sterk
af van de omstandigheden van het geval. De jurisprudentie
met betrekking tot het begrip "normale maatschappelijke
ontwikkelingen" wordt daarom wel casuïstisch genoemd [zie
J. Struiksma, Het systeem van het ruimtelijke ordenings
recht (Nijmegen 2000) 328.]
Van belang is, om hier vast te stellen, dat de juris
prudentie van de laatste jaren, waarin het begrip "normale
maatschappelijke ontwikkelingen" aan de orde komt, vooral
gaat over uitbreidingen van dorpen en inbreidingsplannen in
(kleinere) steden. De onderhavige planschadeclaims gaan
echter over een uitbreiding bij een (middelgrote stad.
Bij bedoelde uitspraken konden de betreffende gemeenten
geen beroep doen op het begrip "normaal maatschappelijke
ontwikkelingen". Deze casussen zijn echter niet vergelijk
baar met een geval als het onderhavige, van een stadsuit
breiding aan de rand van een (middelgrote stad op een
specifieke plaats, zoals hier bij Hempens-Teerns" te
Leeuwarden
Dat het begrip "normale maatschappelijke ontwikkeling"
opnieuw in de belangstelling is gekomen, houdt waarschijn
lijk verband met het feit dat er teveel schadeclaims moeten
worden gehonoreerd, hetgeen niet altijd terecht lijkt. Dat
dit begrip lijkt terug te komen volgt ook uit de discussie
in de wetenschappelijke literatuur. Een voorbeeld hiervan
(artikel van N.S.J. Koeman, "De schadeplichtige overheid",
Nederlands Tijdschrift voor Bestuursrecht 1 (2000) 14-15)
ligt eveneens voor u ter inzage.
Deze hernieuwde belangstelling voor het begrip "normaal
maatschappelijk risico" volgt ook uit het ontwerp van de
nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Artikel 5.1.2. van net
voorontwerp van deze wet gaat ervan uit dat binnen het
normale maatschappelijke risico valler.de schade en in ieder
geval 10% van de waarde van een onroerende zaak voor
rekening van de aanvrager blijft. Uiteraard is dit artikel
niet bepalend voor de huidige aanvragen, maar het geeft wel
aan dat het begrip "normale maatschappelijke ontwikkeling"
belangrijker wordt.
Second opinion noodzakelijk
De bovenstaande overwegingen in acht genomen komt het ons,
zoals reeds opgemerkt, ongewenst en niet in overeenstemming
met een juiste interpretatie van artikel 49 WRO voor, dat
de gemeentelijke overheid gehouden zou zijn om schadever
goedingen te betalen.
Blad 13
Daarom is door ons een second opinion (een nader advies)
noodzakelijk geoordeeld. Aan prof. mrD.A. Lubach,
hoogleraar bestuursrecht aan de Rijksuniversiteit te
Groningen is verzocht om deze second opinion uit te voeren.
Op basis van deze second opinion kunnen de SAOZ-adviezen
nader worden gewogen en kan worden bepaald of deze adviezen
al dan niet kunnen worden overgenomen.
Second opinion prof. mrD.A. Lubach
Met het oog op een zorgvuldige afweging is het van belang
dat een belangrijk deel van het advies van prof. Lubach in
dit voorstel wordt weergegeven (cursief)Hierna volgt het
belangrijkste deel van zijn conclusies.
Het voorliggende advies, aldus prof. Lubach, betreft in
hoofdzaak de vraag of en in hoeverre het element van het
normaal maatschappelijk risico" een rol speelt dan wel zou
moeten spelen in de beoordeling van planschadecla ims op
grond van art. 49 WRO. De aanleiding tot het advies is de
behoefte van het gemeentebestuur van Leeuwarden aan een
second opinion omtrent de beoordeling van een aantal
planschadeclaims in o.a. de wijk Aldlan naar aanleiding van
de realisering van nieuwe bebouwing, waardoor met name
schade door vermindering c.q. verslechtering van uitzicht
zou zijn geleden.
Op blz. 2 van zijn advies wijst prof. Lubach er op, dat het
element van het algemeen maatschappenjk risico in het
laatste decennium een betrekkelijk geringe rol heeft
gespeeldhetgeen wellicht is te verklaren uit de omstan
digheid dat in de jurisprudentie van de Kroon dit aspect op
een ongelukkige manier werd verdisconteerd. In sommige
gevallen werd er een algemene aftrek voor een te accepteren
maatschappelijk risico toegepast(Opmerking college: Dit
betekende bijv. dat men een beperkt deel van de schade
(bijv. 20%) voor rekening van belanghebbenden liet komen
omdat zulks tot het normaal maatschappelijk risico werd
gerekend)Verwerping van een dergelijke handelwijze
behoeft volgens prof. Lubach nog niet het verwerpen van dit
criterium als zodanig in te houden.
Over het verlies van een (fraai) uitzicht wordt in de
1 iteratuur1 opgemerkt (blz. 3 van het advies van prof.
Lubach) dat voor de planschadej urisprudentie lange tijd als
hoofdregel gold, dat een dergelijk verlies in het algemeen
niet een voor schadevergoeding in aanmerking komende
omstandigheid kon zijn.
1 Ruimtelijk bestuursrecht (losbl.), commentaar op de
jurispruaentie bij artikel 49 WRO, aant3, Kluwer -
Deventer