Het doel van de Zorgmonitor is het voorkomen van voortijdig schoolverlaten door middel van
een samemverkingssysteem met alle relevante partijen dat zorg- en risicoleerlingen jongeren
vroegtijdig signaleert en op een gecoördineerde wijze hulp biedt (oplopend tot intensieve
hulp).
Het gaat om beperking van voortijdig schoolverlaten en het voorkomen van instroom in het
kansarme en, voor sommigen, uitzichtloze circuit van werkloosheid en sociaal en maatschap
pelijk isolement. De gedachte is dat een zo vroeg mogelijke signalering tijdige bijsturing
mogelijk maakt waardoor het aantal risicoleerlingen aanmerkelijk zal teruglopen. Om de
kansen van kwetsbare kinderen en jongeren te vergroten moet men beginnen in het
allervroegste stadium. De eerste stap is het antwoord op de vraag: wat weten wij van deze
kinderen? Wie beschikt over welke informatie en wat gebeurt er met deze informatie?
De volgende stap is het afstemmen van de informatie om tot een gezamenlijk actieplan te
komen. Vervolgens gaat het om het registreren en bijhouden van de verschillende zorg
activiteiten ten behoeve van het kind. De laatste stap is het vaststellen van de resultaten van
alle zorginspanningen. Bij alle genoemde stappen speelt betrouwbare, actuele en toegankelijke
informatie een cruciale rol.
3.3 Visie op de aanpak
3.3.1 Algemeen
De aanpak van het project is pragmatisch, stapsgewijs, zonder onnodige risico's, met haalbare
doelen, een overzichtelijke organisatie en een voorzichtige start. In de oriëntatiefase wordt het
project in de volle breedte beschouwd en beschreven. Het resultaat is een projectplan dat
richtinggevend wordt v oor de komende vier jaar. In overleg met het onderwijsveld en met
behulp van alle binnen en buiten Leeuwarden beschikbare informatie stelt de projectgroep een
concept-Zorgmonitor op. Gezien de complexiteit van het onderwerp, de hoeveelheid
betrokkenen en het ambitieniveau van het project is enige sturing op de opbouw en inrichting
van de Zorgmonitor noodzakelijk De projectgroep neemt dan ook het voortouw door een eerste
versie van een zorgmonitor in te richten. Deze werkwijze heeft als groot voordeel dat er een
concreet product beschikbaar komt waardoor het praten over monitoren van zorg op
schoolniveau eenvoudiger wordt.
Deze concept-monitor wordt op de scholen in het gebied Leeuwarden-Zuid op zijn bruik
baarheid uitgeprobeerd en getoetst. Hoewel het experiment binnen het voortgezet onderwijs
plaatsvindt, wordt het primair en vervolgonderwijs nauw betrokken bi j de uitvoering. Dit komt
tot uiting in de projectorganisatie en de overlegstructuur.
In de experimenteerfase vindt ook het ov erleg met de niet-ondervvijsinstellingen plaats, onder
meer over de door deze instellingen te leveren en gewenste informatie en de wijze van
registeren. In de volgende fase en na afronding van de discussie over de inhoud wordt de
zorgmonitor in naar verwachting twee jaar gemeentebreed ingevoerd. Tussentijds en aan het
eind v an deze periode w ordt bekeken in hoev erre de momtor voldoet aan de gestelde doelen.
10
3.3.2 Experimenteerfase
Nadat de projectgroep de concept-Zorgmonitor heeft opgeleverd, start er in februari 2002 een
pilot in de onderbouvwestigingen van het csg Comenius en osg Pieter Jclles in de wijken
Huizum-West en Nijlan.
De keuze voor deze doelgroep is ingegeven door de overweging dat:
risicogedrag v aak voor het eerst duidelijk wordt in de onderbouw van het v oortgezet
onderwijs:
deze doelgroep v olledig leerplichtig is en dus onder de formele richtlijnen voor signalering
en registratie van de leerplichtwet valt:
scholen voor voortgezet onderwijs blijken te beschikken over een intensief signalerings-
en begeleidingssysteem in de onderbouw (zieRapportage Zorg- en risicoleerlingen
gemeente Leeuwarden);
door de aanwezigheid van vijf basisscholen in de wijk de gegevensoverdracht bij de
overgang primair-voortgezet onderwijs bij de pilot betrokken kan worden;
alle scholen voor v oortgezet onderwijs inmiddels een zorgcoördinator hebben aangesteld
die de zorg- en begeleidingsactiviteiten coördineert en het bovenschools overleg voert.
De voordelen van een wijkgerichte aanpak zijn:
een betere beheers- en bestuurbaarheid;
een beperkt afbreukrisico door de kleinschalige, experimentele start;
tijdwinst op langere termijn, aangezien door de leerervaringen uit de pilot veel
invoeringsproblemen worden voorkomen;
optimaal profijt v an de bestaande samenwerking tussen scholen en welzijns-instellingen in
de w ijk; men trekt van meet af aan samen op;
snelle besluitvorming aangezien een beperkte groep deelnemers die elkaar kennen het
mogelijk maakt om snel en efficiënt te werken.
Wijk Huizum-West en Nijlan is uitermate geschikt voor de experimenteerfase omdat alle
schoolsoorten en denominaties aanwezig zijn alsmede de voor het project relevante welzijns-
instellingen.
Hoewel de aanpak zich in de experimenteerfase op een beperkt aantal scholen en instellingen
richt, worden de overige scholen er zoveel mogelijk bij betrokken. Dit vindt plaats via
nieuwsbrieven, en informatie-uitwisseling in bestaande overlegverbanden (Besturenoverleg.
IB- overleg, platform POVO). De leden van de projectgroep informeren hun achterban
persoonlijk via hun eigen kanalen.
11